VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
VAKBL AD	
1  2020	
Goud voor Betoniek	
INNOVATIEF RECYCLEN  DIGITA AL BETON 
 ONDERWATERVLOER MET GFRP  KEURMERK VOOR BETONPRESTATIES	
BV1-2020-cover.indd   1	03-02-20   13:38
Omdat wij die partners zo belangrijk vinden, krijgen zij een aantal 
aantrekkelijke voordelen, zoals een aanzienlijke korting op de licenties,  zichtbaarheid online en in het vakblad. Heb je ook interesse om partner  te worden, neem dan contact op met Marjolein Heijmans via  m.heijmans@aeneas.nl of 073-2051015. 	
Kennisdeling via Betoniek, dankzij  onze partners	
Met het delen van kennis draagt Betoniek al sinds 1970 bij aan een 
goede kwaliteit van de bouw in Nederland. Dit doen we met behulp van  onze partners, die net als wij het belang van kennis inzien. 	
2	 VAKBL AD   	  1  2020	
Partnerpagina.indd   2	04-02-20   10:11
Dank je wel!
Betoniek 50 jaar jong? wat een afgezaagde start 
van het voorwoord zou dat zijn. 50 jaar is helemaal 
niet jong? Misschien voor een Galapagos schild-
pad ? die is dan net klaar met puberen ? maar zo'n 
vergelijk zou geen recht doen aan de snelheid van 
ons platform
Ook beton van 50 jaar is eigenlijk behoorlijk oud. 
Sterker nog: veel van het betonwerk van 50 jaar of 
ouder is ontworpen voor een levensduur van? 
50 jaar. Als je dan bedenkt dat bijna al dat beton-
werk er nog staat, mogen wij als betonbouwers 
best blij zijn; blij met ons vak en een heel klein 
beetje met onszelf. We doen het dus beter dan ver-
wacht en dat alleen al is een reden voor een feest. 
Deze speciale uitgave van ons Vakblad ? in een 
frisse nieuwe lay-out ? komt jullie als bezoeker van 
de speciale Betoniek- / Stutech- / Stubeco-studie-
dag als eerste onder ogen. Naast een mooi over-
zicht van al onze lessons learned en lessons for-
gotten, behandelen we een aantal onderwerpen op 
het snijpunt van de vernieuwingen in ons vak. Dat 
blijft immers het doel van Betoniek: kennis delen 
over onderscheidende uitvoeringstechniek
Een woord van dank is bij deze mijlpaal zeker op 
zijn plaats. In de eerste plaats voor iedereen die het 
de afgelopen halve eeuw mogelijk heeft gemaakt 
dat we samen snel leerden in ons vak en dat we die 
kennis hebben geborgd en ontwikkeld: auteurs, 
partners, sponsoren en iedereen die Betoniek een 
warm hart toedraagt. Een speciaal woord van dank 
gaat uit naar de sponsoren die met hun gulle gaven 
deze speciale studiedag mogelijk maakten en in 
het bijzonder naar onze gastheer Civilion , hét 
opleidingsinstituut voor waar vakpersoneel in de 
civiele bouw. 
Ik wens jullie een mooie en nuttige jubileumviering 
en ? ook voor wie onverhoopt niet aanwezig kon 
zijn ? veel leesplezier.
Hans Kooijman
Hoofdredacteur Betoniek Vakblad
Voor reacties: hanskooijman@betoniek.nl GOUD VOOR 	
BETONIEK	
Betoniek, een gouden jubileum. Vijftig jaar 
geleden is Betoniek begonnen als vakblad 
over cement en beton en in de  afgelopen 
decennia is het geëvolueerd tot hét kennis-
platform voor betontechnologie en de uitvoe-
ring van  betonwerken.  
4
EEN OVERZICHT VAN INNOVATIEVE 
RECYCLINGSMETHODEN
Uit betonpuin schoon zand en grind 
kunnen maken en van de resterende 
cementsteen nieuw bindmiddel, 
dat is het ideale plaatje.   12
WELKE PRESTATIES HEEFT MIJN BETON?
Op weg naar een BRL voor een keurmerk 
voor betonconstructies. TNO en SKG-IKOB 
hebben samen de eerste stappen gezet in een 
verkennend traject in deze richting, getiteld 
'Keurmerk Betonconstructies'.   18
DIGITA AL BETON; NIET OMDAT HET K AN, 
MA AR OMDAT HET MOET!
Kansen en uitdagingen voor het printen van 
beton. Theo Salet schrijft over de kloof tussen 
ontwerp en uitvoering. Deze kan alleen worden 
gedicht door ook de uitvoering te digitaliseren en 
dus te robotiseren, een pad dat in andere indus-
trieën al eerder met succes is bewandeld.   22
ONDERWATERBETONVLOER MET GFRP
Voor twee onderdoorgangen in de herin-
richting van de N348 is gebruikgemaakt van 
een permanente onderwaterbetonvloer die is 
versterkt met glasvezelpolymeer. Wat zijn de 
er varingen met een dergelijke noviteit?  28
FEBRUARI 2020
JA ARGANG 8 
EN VERDER  	
Partnerpagina 	2   Terugblik Stubeco 50 jaar 	17	
Terugblik Stutech 45 jaar 	33   Online en ser vice 	35
VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
VAKBL AD	1  2020	
Goud voor Betoniek	INNOVATIEF RECYCLEN  DIGITA AL BETON 
 ONDERWATERVLOER MET GFRP  KEURMERK VOOR BETONPRESTATIES	
BV1-2020-cover.indd   1	03-02-20   13:38	
3	 VAKBL AD   	  1  2020	
INHOUD
Auteur  ing. Peter de Vries FICT, ENCI BV	
Betoniek, een gouden jubileum. Vijftig jaar geleden is Betoniek begonnen als vakblad  over cement en beton en in de afgelopen  decennia is het geëvolueerd tot hét 
kennisplatform voor betontechnologie en de  uitvoering van betonwerken. Een platform 
dat er niet alleen is voor de betontechnoloog,  maar ook voor de aannemer, 
de toezichthouder, de adviseur en het 
onderwijs. Vijftig jaar, een mooi moment om  terug te kijken en stil te staan bij de ontwikkelingen in ons vakgebied.	
HET ANTWOORD STA AT IN 	BETONIEK	
voor  Betoniek
4	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   4	04-02-20   10:17
ONTWIKKELING EN ORGANISATIE 
KENNISPL ATFORM
Hoe pak je dat nu aan, zo'n terugblik? Welke 
onderwerpen moeten aan bod komen? Neem 
alleen al de ontwikkeling van Betoniek zelf. Op 
initiatief van de Verkoop A ssociatie (VA) 
Nederlandse Cementindustrie verschijnt in 
januari 1970 de eerste editie van Betoniek (  g. 
1). Het voornaamste doel was, en dat geldt nog 
steeds, het kennisniveau over het materiaal 
beton te verhogen van iedereen die daarmee in 
aanraking komt. De ambitie is om tienmaal per 
jaar een editie op de deurmat te laten vallen. 
Kenmerkend van dit nieuwe vakblad is dat per 
editie slechts één onderwerp wordt aangesne-
den. Het betre  ende onderwerp wordt ver vol-
gens beschreven en beoordeeld aan de hand 
van de op dat moment beschikbare kennis. Een 
vier man sterke redactie, ieder een autoriteit 
op het vakgebied, begint aan een avontuur. Die 
vier man hebben niet kunnen bevroeden dat 
vijftig jaar na dato het vakblad nog steeds 
springlevend is. Maar het is inmiddels wel op 
een andere manier georganiseerd; Betoniek 
wordt tegenwoordig uitgegeven door een pro-
fessionele uitgever Aeneas Media. Bovendien 
heeft Betoniek er in 2013 een zusje bij gekre-
gen. En, zoals dat binnen een goede familie 
betaamt, met dezelfde naam: Betoniek. Het 
verschil? De originele verschijning van Beto-
niek heet nu Betoniek Standaard en beperkt 
zich nog steeds tot één onderwerp, geschre-
ven en unaniem gevalideerd door de redactie. 
Het zusje, Betoniek Vakblad, bevat per nummer 
meerdere artikelen, gaat vaker in op betonuit-
voering en geeft meer ruimte aan opinies en 
discussie. Een deskundige redactie zorgt 
er voor dat de artikelen niet echt de bocht uit 
vliegen. En in de huidige tijd mogen een web-
site (  g. 2) en nieuwsbrief natuurlijk ook niet 
ontbreken. Een schat aan 
beton(technologische) artikelen vormt het 
hart van dit kennisplatform. Maandelijks is er 
ruimte voor een blogger om een beschou-
wende of prikkelende column te schrijven.  Hierbij wordt de lezer uitgedaagd zijn mening 
te geven. Kortom, de oorspronkelijke redactie 
van vier man is geëvolueerd tot een team van 
ruim twintig betonexperts die met regelmaat 
de pen pakken om hun kennis aan het papier 
toe te vertrouwen en/of online hun kennis te 
delen. Jaren geleden ontstaat spontaan een 
stelling die tot op de dag van vandaag nog niet 
aan kracht heeft ingeboet. Zit je met een 
betontechnologische of betonuitvoeringstech-
nische vraag, het antwoord staat in Betoniek.
Tot zover de ontwikkeling en organisatie van 
het kennisplatform de voorbije decennia. Maar 
hoe zit het vakinhoudelijk, is het materiaal 
beton de afgelopen vijftig jaar veranderd?
Beton is per de  nitie een samenstel van steen-
achtig toeslagmateriaal 'aan elkaar geplakt' 
door een bindmiddel. Is het bindmiddel bitu-
men, dan spreken we van asfaltbeton, kortweg 
asfalt. Is het bindmiddel een mengsel van 
cement en water, dan spreken we van cement-
beton, kortweg beton. Maar is het beton van 
toen nog wel vergelijkbaar met het beton van 
nu? Eén ding is zeker: het aanbod van grond-
sto  en is veranderd en ook de kennisontwik-
keling heeft niet stilgestaan. Betoniek 
heeft 
het allemaal gevolgd.
TOESL AGMATERIALEN
Een steenachtig toeslagmateriaal vormt het 
korrelskelet als basis voor beton. Dat was al zo 
in de tijd van de Romeinen (het opus caementi-
cium) en dat is nog steeds zo. In nog niet zo 
heel lang ver vlogen tijden maakten we één-
twee-drie-beton. Ofwel: één schep cement, 
twee scheppen zand, drie scheppen grind en 
een beetje water voor de smeuïgheid en ver-
werkbaarheid. In de begintijd van Betoniek 
kenden we als toeslagmateriaal alleen nog 
maar zand en grind opgebaggerd uit onze grote 
rivieren, een kwalitatief uiterst betrouwbaar 
materiaal. De belangrijke taak van de beton-
technoloog is om de verhouding tussen zand 
en grind zodanig te kiezen dat een zo dicht 
mogelijke korrelstapeling wordt verkregen. 
Een pionier op dit gebied was de Amerikaan 
Fuller, die in de beginjaren van de vorige eeuw 
een 'ideale' korrelopbouw heeft ontwikkeld. 
" Begin jaren tachtig komt een  alternatief in beeld: de inzet
van gebroken betonpuin- en 
menggranulaat"	
1   De  eerste 
editie van 
Betoniek uit 
1970	
5	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   5	04-02-20   10:18
In Nederland zijn het de heren Lem en Theis-
sing die deze benadering geschikt hebben 
gemaakt voor het Nederlandse zand en grind.
Een andere methode is gebaseerd op het werk 
van, wederom een Amerikaan, Abrams, die de 
korrelverdeling karakteriseerde met één getal, 
de   jnheidsmodulus (FM). Volgens Abrams is 
er voor elk cementgehalte één   jnheidsmodu-
lus van het toeslagmateriaal die de minste 
hoeveelheid water vraagt voor een bepaalde 
verwerkbaarheid. Kortom, het is zoeken naar 
die korrelverdeling die het minste water 
vraagt. In Nederland is door Rengers en Anto-
nisse de methode van de   jnheidsmodulus 
verder uitgewerkt voor het Nederlandse zand 
en grind. Hierbij worden ook het cement-
gehalte en de verwerkbaarheid in de reken-
methode meegenomen.
Die ideale situatie verandert echter vanaf de 
jaren tachtig. De winning van zand en grind 
wordt, mede door maatschappelijke weer-
stand, onderdeel van de politieke agenda. Door 
middel van diverse beleidsnota's wordt duide-
lijk gemaakt dat na 2000 de winning van opper-
vlaktedelfsto  en aan banden zal worden 
gelegd. De behoefte aan grind en beton- en 
metselzand blijft echter onverminderd groot. 
Alternatieven worden gevonden in harde kalk-
steen en por  er uit België, graniet uit Schot-
land en Noorwegen en in de Noordzee worden 
nieuwe winplaatsen voor zand en grind geëx-
ploiteerd. Ze zijn wel wat zouter, maar kwalita-
tief vergelijkbaar met het vertrouwde rivier-materiaal (foto 3). Op zoek naar alternatieven 
komt er begin jaren tachtig nog één in beeld: de 
inzet van gebroken betonpuin- en menggranu-
laat. De toenmalige regelgeving voor de 
betontechnologie (VBT1986) is niet meer 
afdoende en nieuwe regelgeving moet worden 
ontwikkeld. De eerste CUR-aanbevelingen 
voor de alternatieve toeslagmaterialen ver-
schijnen in 1984. CUR-Aanbeveling 4 en 5 voor 
de toepassing van respectievelijk betonpuin-
granulaat en metselwerkpuingranulaat 
beschrijven de technische eisen en regels voor 
keuringen voor deze, voor betontoepassingen, 
nieuwe materialen. Met de inzet van deze 
alternatieven wordt ook de maatschappelijke 
druk op het storten van reststromen vermin-
derd. Nu, 35 jaar later, staan deze secundaire 
materialen meer dan ooit in de belangstelling. 
Betonpuingranulaat heet nu betongranulaat en 
is een normale grondstof geworden. Urban 
mining en circulariteit zijn niet meer weg te 
denken begrippen en oude betonconstructies 
vormen aan het einde van hun technische of 
economische levensduur nieuwe winplaatsen 
voor toeslagmateriaal. Ook zijn de basale puin-
brekers verder doorontwikkeld en zijn we 
steeds beter in staat om door de inzet van 
'slimme' breektechnieken schonere granulaten 
en bruikbare   jne fracties van elkaar te schei-
den. Fijne fracties die als   jne vulstof of zelfs 
als cementver vanger kunnen worden ingezet.
Met al deze 'nieuwe' toeslagmaterialen ver-
dwijnen de nu onbruikbare formules voor het ontwerpen van een ideale korrelverdeling 
onder in de la. Maar de noodzaak voor het ont-
werpen van een dichte korrelpakking blijft 
onverminderd aanwezig. Nieuwe modellen en 
formules worden ontwikkeld. De 'ideale' kor-
relgrootteverdeling wordt nu berekend met de 
gemodi  ceerde formule van Andreasen en 
Andersen. In 'Op de korrel' (16/21) leren we dat 
een meer of minder hoog aandeel   jne korrels, 
de korrelvorm en de verwerkbaarheid nu wor-
den vertaald naar een distributiemodulus (q). 
Pakkingsdichtheid en particle size distribution
 
(PSD) zijn nieuwe begrippen. De opbouw van 
korrelverdeling stopt niet meer, zoals in de tijd 
van Lem en Theissing, bij het   jne zand maar 
wordt nu doorgetrokken tot in de vulsto  ractie 
en het cement. De betontechnoloog van van-
daag moet bijblijven met deze ontwikkelingen 
en  Betoniek houdt hem hierbij op de hoogte.
CEMENT EN VULSTOFFEN
Zoals eerder al is gesteld wordt het steenach-
tige korrelskelet aan elkaar geplakt met een 
mengsel van cement en water, feitelijk dus een 
tweecomponentenlijm. Heeft het cement in de 
afgelopen vijftig jaar net zo'n stormachtige 
ontwikkeling doorgemaakt als het toeslagma-
teriaal? Het antwoord hierop is nee! De eerste 
editie van Betoniek (1/1) beschrijft de toenma-
lig bekende en toegepaste cementsoorten 
portlandcement en hoogovencement. In die 
editie wordt de fabricage van cement, de rol 
van de basiscomponenten portlandcement-
klinker en hoogovenslak en het e  ect van de 
  jnheid van maling besproken en uitgelegd. 
Vijftig jaar later wordt in Betoniek Vakblad 
(2019/3) in vrijwel gelijke bewoordingen uit de 
doeken gedaan hoe nog steeds en op dezelfde 
manier van kalksteen een portlandcementklin-
ker wordt gebrand. Een technologie van bijna 
200 jaar oud en die wereldwijd nog niets van 
haar waarde heeft verloren.
Is er dan helemaal niets veranderd? De 
belangrijkste wijzigingen vinden we terug in 	
" Hoe van kalksteen portland- cementklinker wordt gebrand is 
een technologie van bijna 200 
jaar oud die wereldwijd nog 
niets van haar waarde heeft 
verloren"	
2  Screenshot van Betoniek.nl 
6	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   6	04-02-20   10:19
normbladen waarbij langzamerhand de 
invloed van Europa zichtbaar wordt. Begin 
jaren zeventig wordt nog gewerkt met twee 
aparte normen voor cement; N 481 voor port-
landcement en N 484 voor hoogovencement, 
normbladen ontwikkeld in de jaren dertig. In 
1975 verschijnt een nieuwe ontwerpnorm NEN 
3550 Cement die pas vier jaar later als de  nitief 
wordt gepubliceerd met daarin opgenomen de 
cementsoorten: portlandcement, port-
landslakcement, hoogovencement, gesulfa-
teerd cement, aluminiumcement en portland-
trascement. Feitelijk niets nieuws onder de 
zon. NEN 3550 wordt in1986 door middel van 
een aanvullingsblad verder uitgebreid met de 
puzzolane stof poederkoolvliegas. In januari 
1995 wordt een volledig vernieuwde NEN 3550 
gepubliceerd. Deze rekent af met de van ouds-
her in Nederland ingeburgerde sterkteklasse-
aanduiding voor cement; sterkteklasse A, B of 
C. Aansluiting wordt gezocht bij de (voorlo-
pige) Europese cementnorm ENV 197. Daarin 
wordt de sterkteklasse aangeduid met een 
getalswaarde voor de minimale sterkte-eis van 
respectievelijk 32,5, 42,5 en 52,5 N/mm	
2.
Pas in 2000 wordt de eerste o    ciële geharmo-
niseerde Europese cementnorm gepubliceerd, 
EN 197-1. Een cementnorm waarin 27 cement-
soorten zijn opgenomen. Dat lijkt behoorlijk 
veel en onoverzichtelijk, maar het valt mee. 
Het cement is onder verdeeld in vijf hoofd-
typen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tus-
sen de combinatie van hoofdcomponenten: 
portlandcementklinker, latent hydraulische 
hoogovenslak en puzzolane vulsto  en, al dan 
niet kunstmatig of van natuurlijke afkomst. Een 
uitzondering vormt kalksteenmeel als hoofd-
component. Dit moet als volledig inert worden 
gezien en kan dus maar in een beperkt percen-
tage als hoofdcomponent worden toegepast. 
Deze 'gewone' cementsoorten hebben gemeen 
dat hun bindende werking is gebaseerd op de 
reactie met water tot een calciumsilicaat-
hydraat en portlandiet, de alkalische compo-
nent die er voor zorgt dat betonstaal niet gaat 
roesten in beton.
Nu gaan we toch nog even terug naar begin 
jaren tachtig. De (beton)markt volgt nauwlet-
tend welke cementsoorten door de cement-
industrie op de markt worden gezet. Als ENCI 
in 1982 een portlandvliegascement introdu-
ceert, zijn er al snel betonproducenten die ook  poederkoolvliegas inzetten als extra bestand-
deel van betonspecie. Daarbij kan de nadruk 
liggen op aanvulling van de   jne zandfractie 
maar de belangrijkste motivatie komt toch van-
uit de ver vanging van een gedeelte van het 
cement. Dit laatste gebeurt meestal met een 
duidelijke   nanciële drijfveer. Het attestbeton 
is geboren. CUR-Aanbeveling 48, met 
geschiktheidsonderzoek van nieuwe cementen 
voor toepassing in beton, werd in eerste 
instantie 'misbruikt' om de gelijkwaardigheid 
van vulsto  en in beton aan te tonen. In 2010 is 
CUR-Aanbeveling 48 herzien met daarin opge-
nomen de procedure voor de toepassing van 
vulsto  en en het aantonen van de gelijkwaar-
dige prestatie in beton.	
Alternatieven
De laatste vijf jaar is de publieke opinie ten 
opzichte van cement aan het veranderen. Meer 
en meer is de markt bewust dat bij de productie 
van een portlandcementklinker CO	
2 wordt uit-
gestoten (foto 4). Het CO	
2-pro  el van beton is 
laag in vergelijking met andere bouwmateria-
len, maar door de enorme vraag naar beton, en 
daarmee naar cement, levert het totale beton- volume een forse bijdrage aan de totale CO	
2-
emissie. Met het Klimaatakkoord van Parijs op 
de achtergrond heeft Nederland het Beton-
akkoord opgetuigd met als doel de bouw in 
2050 CO	
2 neutraal te maken. Een belangrijke rol 
dicht men, al dan niet terecht, toe aan beton, 
met als belangrijkste bron van CO	
2, het cement. 
De makkelijkste stap om het CO	
2-pro  el van 
cement te verlagen, is door een deel van de 
portlandcementklinker te ver vangen door 
geschikte alternatieven zoals de bekende 
hoogovenslak en poederkoolvliegas. In Neder-
land doen we dat al decennialang en het in 
Nederland toegepaste cement heeft gemiddeld 
dan ook het laagste CO	
2-pro  el ter wereld.
Maar zijn er ook alternatieven ter ver vanging 
van de gewone cementsoorten? Ja, die zijn er. 
De afgelopen jaren hebben (cement)indus-
trieën al veel geïnvesteerd in onderzoek naar 
alternatieve cementsoorten zonder de alom 
vertrouwde portlandcementklinker. Gepro-
beerd wordt om voort te borduren op de 
bekende technologie en met slimme oplossin-
gen toch een milieuvoordeel te creëren. De 
meest veelbelovende ontwikkeling zit in de 
Belite-achtige cementsoorten met een circa 
30% lagere carbon footprint in vergelijking tot 
een traditioneel portlandcement. Maar de 
markt is op dit moment erg gecharmeerd van 
geopolymeren. De toepassing van geopoly-
meren is een technologie die nog ouder is dan 
de overbekende 'weg naar Rome'. Voorbeelden 	
"Afgelopen jaren hebben 
(cement)industrieën veel 
geïnvesteerd in onderzoek naar 
alternatieve cementsoorten"	
3  Grindwinning, foto: Vincent van den Hoven fotogra  e via Betonhuis	
7	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   7	04-02-20   10:20
voeren zelfs terug naar het oude Egypte naar 
de tijd van de bouw van de eerste piramiden. 
Geopolymeren is een verzamelnaam voor 
alkaligeactiveerde aluminiumsilicaten. 
Het zijn anorganische bindmiddelen die over 
algemeen bestaan uit twee basiscomponen-
ten:
   reactieve aluminium- en siliciumhoudende hoofdbestanddelen als vliegas, hoog-
ovenslak of metakaoline;
   een sterke alkalische activator als waterglas  of natriumhydroxide.
De verhardingsreactie tussen de hoofdbe-
standdelen en de activator kan op geen enkele 
manier vergeleken worden met de hydratatie 
van portlandcement met water. Afhankelijk van 
het gebruikte hoofdbestanddeel is er geen 
sprake van hydratatie maar van polymerisatie. 
Hierbij wordt een aluminiumsilicaatnetwerk 
gevormd en speelt water in de reactie verder 
geen rol. Toepassing van geopolymeren resul-
teert in een enorme milieuwinst: de carbon 
footprint ligt 60 tot 70% lager in vergelijking 
met portlandcement.
Maar is het morgen breed toepasbaar? Dat 
helaas niet. Constructeurs zullen vragen gaan 
stellen waarop het antwoord nog niet beschik-
baar is: wat moet er worden gewijzigd aan de 
rekenregels? En hoe zit het met het bescher-
mende milieu rondom de wapening? Ook zullen we eraan moeten wennen dat 
nieuwe cementsoorten wellicht niet meer 
generiek toepasbaar zijn maar '  t for purpose'. 
We bevinden ons dus momenteel in een 
uitdagend tijdperk en Betoniek volgt het op 
de voet.
WATER, HULPSTOFFEN, VERWERKBA ARHEID 
EN ZELFVERDICHTEND
Water is wellicht de meest ondergewaar-
deerde component van beton(specie). Het is in 
ieder geval wel de goedkoopste component en 
dat is toch maar mooi meegenomen want 
gemiddeld 15% van het beton(specie)volume 
bestaat uit water. Het intrigerende van water in 
beton(specie) zit hem in de dubbelrol. Ener-
zijds heeft beton(specie) water nodig voor het 
verkrijgen van de gewenste verwerkbaarheid, 
de waterbehoefte, en anderzijds is water de 
onmisbare schakel in de tweecomponenten-
lijm voor de reactie met cement.
De verhouding tussen water en cement (water-
cementfactor, ofwel wcf) bepaalt voor een 
groot deel de eigenschappen van beton, daar 
komen we later nog even op terug. Belangrijk 
om hier te constateren is dat voor het ver vaar-
digen van beton een wetmatigheid bestaat tus-
sen de verschillende componenten: de korrel-
verdeling van het toeslagmateriaal is bepalend 
voor de hoeveelheid aanmaakwater die beno-
digd is voor de gewenste verwerkbaarheid. Vervolgens is de gevraagde kwaliteit van beton 
bepalend voor de verhouding tussen de hoe-
veelheid water en cement (wcf). En aangezien 
de waterhoeveelheid vastligt, ligt nu ook de 
hoeveelheid cement per de  nitie vast. Terug-
dringen van de waterbehoefte resulteert 
meestal dan ook in het verlagen van de hoe-
veelheid cement. Om de waterbehoefte te ver-
lagen en toch de gewenste verwerkbaarheid te 
kunnen realiseren, maken we gebruik van 
waterreducerende (ofwel plasti  cerende) 
hulpsto  en. De Romeinen gebruiken al dierlijk 
bloed om de verwerkbaarheid van hun mortels 
te verbeteren.
In september 1970 (Betoniek 1/8) wordt een 
overzicht gegeven van de diverse hulpsto  en 
die aan beton(specie) kunnen worden toege-
voegd om eigenschappen op een positieve 
manier te beïnvloeden. Heel voorzichtig wordt 
melding gemaakt van hulpsto  en die de ver-
werkbaarheid veranderen. Wel wordt voor het 
eerst de functie van de waterreducerende of 
plasti  cerende hulpstof duidelijk beschreven: 
plasti  cerende hulpsto  en maken het mogelijk 
om bij een gelijkblijvende water-cementfactor 
de verwerkbaarheid te verbeteren of om bij een 
gelijkblijvende verwerkbaarheid de hoeveel-
heid water te verminderen en daardoor de 
kwaliteit van het beton beter te maken. Toch 
wordt er in de beginjaren van Betoniek vrijwel 
niet over waterreducerende hulpsto  en 
geschreven en wordt de verwerkbaarheid, 
vanwege de onbekendheid met de hulpsto  en, 
hoofdzakelijk 'watergestuurd'. Pas in 1977 
wordt een artikel in zijn geheel gewijd aan 
superplasti  ceerders (4/9). De werking van 
deze waterreducerende hulpsto  en is geba-
seerd op het verlagen van de opper vlakte-
spanning van het water waardoor de wrijving 
tussen de korrels onderling aanzienlijk wordt 
verminderd. Door adsorptie van de hulpsto  en 
aan het opper vlak van de cementkorreltjes 
krijgen deze een negatieve elektrische lading 
waardoor de korreltjes elkaar onderling afsto-
ten. De werkingsduur van de superplasti  -
ceerders is echter beperkt. De grote doorbraak 
komt eind jaren negentig met de introductie 
van de derde generatie waterreducerende 
hulpsto  en, de polycarboxylaatethers, kort-
weg PCE's. Deze hulpsto  en zorgen voor een 
ware revolutie op het gebied van verwerkbaar-
heid: de ontwikkeling van zelfverdichtend 
4  Exterieur van een cementoven
8	 VAKBL AD 
 	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   8	04-02-20   10:20
beton. Door te spelen met molecuulgewichten, 
lengte van de hoofd- en zijketens (de driedi-
mensionale hindering) kan het fysisch-che-
misch gedrag van deze hulpsto  en worden 
gestuurd. De stelling is gerechtvaardigd dat de 
ontwikkeling van zelfverdichtend beton wel-
licht de grootste sprong voorwaarts is geweest 
in de afgelopen vijftig jaar. Het heeft het 
samenstellen en verwerken van beton(specie) 
uit de ambachtelijke hoek getrokken en naar 
een sterk geïndustrialiseerd niveau gebracht.
Dat is echter niet zomaar gegaan. De ontwik-
keling van zelfverdichtend beton vindt haar 
oorsprong in hogesterktebeton. Begin jaren 
negentig lijkt de ontwikkeling van hogesterk-
tebeton een trendsetter te worden. Een van de 
belangrijkste randvoorwaarden bij de ontwik-
keling van hogesterktebeton is de verwerk-
baarheid op de bouwplaats. Het te behalen 
sterkteniveau mag niet ten koste gaan van de 
verwerkbaarheid. Sterker nog, de betonspecie 
zou relatief ongevoelig moeten zijn voor de 
tekortkomingen bij de verwerking, zogenoemd 
hufterproof. Constructies in hogesterktebeton 
zouden slanker kunnen zijn met hogere wape-
ningsdichtheden. Een echte doorbraak heeft 
hogesterktebeton niet gekend maar de zelf-
verdichtende eigenschappen van de betonspe-
cie blijken een schot in de roos. Betonspecie 
die slechts onder invloed van de zwaartekracht 
in de bekisting loopt, de wapening volledig 
omhult en alle hoekjes en gaatjes vult. Een 
ontwikkeling die het werken met betonspecie 
drastisch verandert. Deze mengsels zijn zo 
vloeibaar dat hun vloeigedrag niet meer in een 
zet-of schudmaat is uit te drukken. Vloeimaat 
(foto 5) en trechtertijd worden nieuwe groot-
heden. De grootste revolutie vindt plaats in de 
prefab industrie. Van oudsher een werkomge-
ving die gedomineerd wordt door het lawaai 
van bekistingtrillers en waar gehoorkappen 
onontbeerlijk zijn. Sinds de introductie van het 
zelfverdichtend beton is er rust ingedaald met 
op de achtergrond de klanken van de radio. 
Behalve de enorme reductie in geluidsniveau heeft zelfverdichtend beton geleid tot nog een 
fantastisch bijvangst: de opper vlaktekwaliteit 
van beton. Soms is het uiterlijk van beton niet 
meer van kunststof te onderscheiden.
DE LIJM
De 'wet van de water-cementfactor ' is voor de 
betontechnoloog de heilige graal. Met de 
water-cementfactor wordt de kwaliteit van de 
lijm, de cementsteen gestuurd. De kwaliteit 
van de cementsteen is voor een belangrijk deel 
verantwoordelijk voor de sterkte en (techni-
sche) duurzaamheid van het beton. Niet onlo-
gisch dus dat de parameter water-cementfac-
tor
 in vrijwel iedere editie van Betoniek 
minimaal één keer wordt genoemd. Veel aan-
dacht wordt besteed aan de rol van de water-
cementfactor in de mengselberekening. Hoe 
wordt de water-cementfactor bepaald, welke 
meetmethoden staan ons ter beschikking en 
wat moeten we doen met absorptiewater?
Porositeit en permeabiliteit zijn kernbegrippen 
als het gaat om een lange levensduur van 
beton. Maar het is niet alleen de verhouding 
(aanmaak)water tot cement die hier een 
belangrijke rol speelt. Ook de invloed van het 
type cement en het e  ect van het gebruik van 
hydraulische of puzzolane vulsto  en bepalen 
de potentiële kwaliteit van beton. De schrijvers 
van  Betoniek krijgen er geen genoeg van: 'De 
k-van vliegas' (9/1), 'Spelen met slak' (12/4), 
'Kopje onder ' (14/21-22) zijn slechts voorbeel-
den en nemen de lezer mee in een poging de 
diepste geheimen van de cementsteen te ont-
rafelen. Een hoogtepunt wordt bereikt rondom 
het veertigjarig jubileum van Betoniek. De uit-
gever en redactie besluiten een aantal edities 
te bundelen en over te gaan tot een eenmalige 
publicatie in boekvorm. Dr.ir. Mario de Rooij, 
onderzoeker bij TNO, en tevens redactielid, 
wordt gevraagd om op een toegankelijke 
manier de kennis over het meest toegepaste 
bindmiddel ter wereld te ontsluiten: 'Cement-
steen ? Basis voor beton'.
THEMA'S
Al bladerend door de edities van Betoniek kun 
je, wellicht onbedoeld, verschillende thema's 
herkennen. Sommige onderwerpen doorlopen 
een (kennis)ontwikkeling en worden dus met 
enige regelmaat herhaald en opgepoetst. 
Andere thema's zijn meer tijdsgebonden.
"Zelfverdichtend beton is een 
ontwikkeling die het werken met 
betonspecie drastisch 
heeft veranderd"	
5  De vloeimaat wordt gemeten, foto: BAM 
Toeslagmateriaal
Over geen onderwerp is zoveel geschreven als 
over toeslagmateriaal, en ook dit artikel begint 
ermee. Door de jaren heen zien we de her-
komst van de natuurlijke materialen verande-
ren, granulaten doen hun intrede, mogelijke 
ver vuilingen komen aan de orde net als het 
ontwerpen van de meest dichte korrelpakking.
Vloeistofdichtheid
Vloeistofdichtheid van beton is jarenlang een 
dankbaar onderwerp geweest. Begin jaren 
negentig krijgen onder andere de chemische 
industrie, garagebedrijven, tankstations en 
opslagplaatsen voor autowrakken te maken 
met strenge milieuregelgeving. Op initiatief 
van het ministerie van VROM worden krachten 
gebundeld om te komen tot objectieve techni-
sche grondslagen, beoordelingsrichtlijnen en 
kennisdocumenten. Het Plan Bodembescher-
mende Voorzieningen is het platform en Beto-
niek beschrijft in meerdere edities de belang-
rijke rol die het materiaal beton speelt bij de 
bescherming van het milieu.
Schademechanismen
Een ander belangrijk thema wordt gevormd 
door de diverse schademechanismen. Beton 
wordt gezien als robuust en onverwoestbaar, 
maar er zijn vele schademechanismen te 
benoemen waardoor beton, of de betoncon-
structie, uiteindelijk kan bezwijken als geen 	
9	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   9	04-02-20   10:21
grondig onderhoud noodzakelijk is. Als het om 
de constructie gaat, is corrosie van wapening 
het belangrijkste mechanisme. De editie 
'Carbonatie en corrosie' (8/22) beschrijft de 
belangrijke functie die de betondekking in de 
constructie ver vult. Betonrot, roestende 
wapening van beganegrondvloeren en galerij-
platen werd zelfs een maatschappelijk thema, 
maar veel meer was er sprake van een gebrek-
kige uitvoering en 'rot beton'. Toch zijn er wel 
degelijk schademechanismen waar in het 
(mengsel)ontwerp rekening mee moet worden 
gehouden: de alkali-silicareactie (ASR (  g. 
6)), de inwerking van sulfaten en zuren en aan-
tasting door vorst in combinatie met dooizou-
ten. Betoniek heeft ze allemaal meerdere 
keren onder handen gehad. En niet onbelang-
rijk, handvatten gegeven om schade aan de 
constructie te vermijden.
Scheur vorming
Nog een dankbaar thema dat regelmatig wordt 
behandeld: scheur vorming in beton. Er is geen 
onderwerp dat op de bouwplaats tot meer dis-
cussie leidt dan een scheur in de betoncon-
structie. (Alhoewel verwerkbaarheid is er ook 
zo één). Vaak draait het hier om een schuld-
vraag; kortom, wie betaalt de rekening voor de 
reparatie? Maar is dat altijd wel nodig? Gewa-
pend beton is per de  nitie gescheurd, de ont-
werper/constructeur rekent er zelfs mee. Maar 
hoe ontstaat een scheur en is reparatie wel altijd 
nodig? Een scheur ontstaat wanneer de trek-
spanning groter is dan de aanwezige treksterkte 
in het beton. Vaak is het de verhinderde ver vor-
ming van krimp die zorgt voor de spanning. Er 
zijn meerdere vormen van krimp te benoemen 
en vooral het tijdstip waarop de scheur vorming 	
wordt waargenomen zegt veel over de oorzaak. 
Scheur vorming heeft ook geleid tot een iconi-
sche  Betoniek: de Scheurkalender (8/25). Deze 
editie, die frequent op de bouwplaats wordt 
gebruikt om het ontstaan van een scheur te ver-
klaren, geeft een opsomming van mogelijke 
typen (krimp)scheuren: een sedimentatie of 
zettingsscheur, een plastische krimpscheur, 
een thermische krimpscheur, een scheur ten 
gevolge van temperatuurkrimp, een uitdro-
gingsscheur. Veel opties dus. Betoniek schept 
helderheid en geeft ook preventieve aanbeve-
lingen; 'Koelen en Knu  elen' (11/18) is hier van 
een heel mooi voorbeeld.
Delaminatie
'Het antwoord staat in Betoniek' is de al eerder 
gebruikte gevleugelde uitdrukking. Toch is er 
soms een fenomeen waar ook Betoniek moeilijk 
de vingers achter krijgt: delaminatie ofwel de 
losliggende toplaag. Meerdere malen is over de 
aanleg van monoliet afgewerkte vloeren gepu-
bliceerd. In 'Dag- of nachtvlinders?' (11/27) 
wordt zelfs een aangepaste meetmethode 
geïntroduceerd. Het heeft het schadebeeld tot 
op heden niet kunnen voorkomen. 'Delaminatie 
maakt nog steeds veel los' is een zeer recent 
artikel in Betoniek Vakblad (2019/3). Door 
'Forensic engineering' toe te passen is getracht 
de oorzaak van het loslaten boven water te krij-
gen: een combinatie van betonspecie-eigen-
schappen en de verwerking.
Uitvoering
Ver volgens is het een klein stapje naar de uit-
voering van beton. Vanaf het begin is de redac-
tie zich bewust dat alleen de mengselsamen-
stelling niet zaligmakend is. Het samenspel 
tussen de uitvoerder en betontechnoloog is 
minstens zo belangrijk. Veel aandacht gaat dus 
uit naar de verwerking van de betonspecie, de 
verschillende verwerkingstechnieken en de 
verharding op de bouwplaats. Met Betoniek in 
de hand wordt de uitvoerder geleerd dat het 
ver vaardigen van een betonconstructie niet 
ophoudt bij het storten en verdichten van 
beton. Daarna begint misschien wel de meest 
ondergewaardeerde maar o zo belangrijke 
periode van nabehandeling. Nabehandeling 
gekoppeld aan sterkteontwikkeling kost tijd, 
kostbare tijd die een aannemer niet nodeloos 
wil laten verstrijken. We monitoren de sterkteontwikkeling in de 
constructie van uur tot uur. Dankzij de methode 
gewogen rijpheid, de digitalisering en het 
internet wordt de uitvoerder via zijn smart-
phone geïnformeerd of de bekisting er af kan of 
dat de voorspanning mag worden aangebracht.
En of het nu gaat om de ver vaardiging van 
diepwanden (9/13), het pompen van beton 
(9/14) van het spuiten van beton (14/1), het 
storten van betonspecie onder water (12/1) tot 
uiteindelijk het 3D-printen (Betoniek Vakblad 
2018/2 en deze editie 2020/1), Betoniek pro-
beert altijd vanuit zijn kennis over de verwer-
king de prestatie van 'lab-crete' te vertalen 
naar 'real-crete'.
Met de introductie van Betoniek Vakblad is 
weer een nieuw terugkerend hoofdstuk aan het 
platform toegevoegd: de bekisting, het nega-
tief van de uiteindelijke weergave. Knappe 
staaltjes bekistingstechniek zijn de afgelopen 
jaren langsgekomen; de OV-Terminal in Arn-
hem (2014/2), 12.000 m	
2 dubbelgekromde 
bekisting (2014/3), uitdagende overstekken 
(2018/4) (  g. 7) zijn zomaar een paar voor-
beelden van hoe het gedachtegoed van de 
architect uiteindelijk kan worden gerealiseerd 
door goed doordachte oplossingen en gebruik-
makend van grensverleggende bekistings- en 
ondersteuningstechnieken. En wat te denken 
van de indrukwekkende hijsloods, toegepast 
bij de Zalmhaven (2019/4) voor de hoogste 
woontoren van de Benelux, leesvoer voor 
onder de kerstboom.	
Regelgeving
Het is niet het spectaculairste onderwerp, maar 
wel onontbeerlijk: regelgeving. Niet alleen 
grondsto  en en kennis ontwikkelen in de tijd, 
ook de regelgeving is in beweging. Nieuwe 
inzichten worden in regelgeving vastgelegd en 
met name de ontwikkeling van de Europese 
norm voor betontechnologie, EN 206, is aanlei-
ding geweest voor meerdere verklarende edi-
ties van Betoniek. 'Milieuklassen van 8 naar 18' 	
6  Een Alkali-silicareactie (ASR)	
" Het  samen spel  tussen  uitvoerder en beton- 
technoloog is minstens 
zo belangrijk"	
10	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   10	04-02-20   10:21
(13/3) en 'Geef me de vijf!'(13/22) helpen de 
betontechnoloog op weg door deze, toch wel, 
taaie kost. Een pluspunt is dat de redactie deze 
saaie onderwerpen visueel zichtbaar heeft 
weten te maken aan de hand van verklarende 
posters. Jarenlang hebben twee posters, met 
als onderwerp respectievelijk de Europese 
Cementnorm EN 197-1 en een toelichting op de 
18 Exposure Classes vanuit de EN 206-1, de 
wanden van menig bouwkeet gesierd.
Beton en milieu
Nu we het toch over de Exposure Classes heb-
ben, 'Beton en Milieu' (10/25) is ook een regel-
matig terugkerend thema. De betontechnoloog 
weet niet anders dan dat hij zijn betonmeng-
sels ontwerpt met het oog op het milieu. Aan 
de hand van de regelgeving zijn voor de ver-
schillende expositieklassen randvoorwaarden 
voor de betonsamenstelling vastgelegd en is 
beton 'gewapend' tegen de milieu-invloeden 
van buitenaf. Tegelijkertijd wordt beton ook 
ingezet als beschermer van het milieu; beton 
beschermt ons tegen het wassende water, 
beton werkt als afscherming tegen straling, 
beton werkt als bodembescherming tegen 
koolwaterstofverbindingen en mest.
Anno nu, met in het achterhoofd het tussen 
stakeholders afgesloten Betonakkoord, is de 
stemming volledig omgeslagen. Gedreven 
door dit Betonakkoord lijken opdrachtgevers 
steeds meer in de richting af te drijven dat het 
milieu moet worden beschermd tegen beton. 
Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Beton 
mag natuurlijk nog wel, maar dan wel het liefst 
zonder (of zo weinig mogelijk) portland-
cementklinker. Natuurlijk, opwarming van de 
aarde moeten we serieus nemen, maar 
momenteel lijken we wel erg door te draven; 
duurzaamheid mag nooit ten koste gaan van 
levensduur. Gelukkig raken de redactieleden 
de weg niet kwijt maar blijven zij geloven in het 
prachtige materiaal beton dat vooralsnog 
onver vangbaar is als constructiemateriaal voor 
welzijn en veiligheid.
CURSUS BETONTECHNOLOGIE?
Terugkijkend op dit artikel lijkt het wel op een 
verkorte cursus betontechnologie. Eigenlijk 
kan dat ook niet anders. Betoniek is een ken-
nisplatform waarbij soms oude kennis wordt 
opgepoetst maar vooral ook nieuwe kennis 	
7  De overstekken van het Nhow Hotel in Amsterdam, bron: OMA Architects
wordt uitgelegd en toegelicht. De aandachtige 
lezer van Betoniek weet dat hij bijblijft in de 
zich steeds maar weer ontwikkelende wereld  van betontechnologie en uitvoering. En laten 
we dat met zijn allen nog jaren volhouden. 
Geraadpleegde bronnen
Betoniek 1/1 ? Cement
Betoniek 1/8 ? Hulpsto  en
Betoniek 1/10 ? Korrelverdeling van toeslagmateriaal
Betoniek 
3/11 ? Ontwerp Cementnorm NEN 3550
Betoniek 4/9 ? Superplasti  ceerders
Betoniek 5/2 ? NEN 3550:Cement ? De  nities, eisen en 
keuring
Betoniek 8/11 ? Grindver vangend toeslagmateriaal
Betoniek  8/25 ? Scheurkalender
Betoniek 9/13 ? Cement-bentoni et
Betoniek 9/14 ? Pompen van beton
Betoniek 10/25 ? Beton en Milieu
Betoniek 11/13 ? Naar 100% granulaat?
Betoniek 11/18 ? Koelen en Knu  elen
Betoniek 11/20 ? 2000 Jaar Beton
Betoniek 11/27 ? Dag- of nachtvlinders? Betoniek 12/1 ? Onderwaterbeton boven water
Betoniek 12/20 ? Hocuspocus
Betoniek 13/3 ? Milieuklassen van 8 naar 18
Betoniek 13/22 ? Geef me de vijf!
Betoniek 14/1 ? Spuiten van beton
Betoniek Standaard 16/21 ? Op de korrel
Betoniek Standaard 16/29 ? Witte rook
Betoniek Vakblad 2014/2 ? Complexe vormen ter plaatse 
gestor t
Betoniek Vakblad 2018/2 ? Betonprinten wordt 
volwassen
Betoniek Vakblad 2019/3 ? CO	
2-reductie: opties voor 
cement
Betoniek Vakblad 2019/4 ? Zalmhaven, bouw- en 
sloopveiligheid	
11	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   11	04-02-20   10:22
KUNNEN WE VAN BETONPUIN WEER NIEUW GRIND, ZAND EN BINDMIDDEL MAKEN?
Een overzicht van 
innovatieve 
recyclingsmethoden
1 Gerecycled materiaal, foto: Betonhuis
Auteur dr.ir. Gert van der Wegen SGS INTRON
12	 VAKBL AD   	  1  2020	
2. recycling beton.indd   12	04-02-20   10:23
OMVANG EN BELEID BOUW- EN SLOOPAFVAL
Nederland heeft wereldwijd een vooraan
staande positie wat betreft het recyclen van 
bouw en sloopafval. De circa 20 miljoen ton die 
jaarlijks vrijkomt in ons land, wordt al meer dan 
twintig jaar nagenoeg volledig hergebruikt, 
voornamelijk als funderingsmateriaal. In 
Europa is dat beeld anders. Jaarlijks wordt circa 
900 miljoen ton bouw en sloopafval geprodu
ceerd, waar van circa 500 miljoen ton in de EU. 
Het hergebruik in de EU is minder dan 50% en 
wereldwijd is dit percentage nog veel lager. Er 
wordt dus nog veel bouw en sloopafval 
gestort. De EUambitie om in 2020 ten minste 
70% van het bouw en sloopafval nuttig her te 
gebruiken (Waste Framework Directive) wordt 
dus niet gehaald. Daar moet op Europees gebied 
nog een fl  inke inhaalslag worden gemaakt, ter
wijl Nederland al op een maximale score staat.
Hergebruik van bewerkt betonpuin als toe
slagmateriaal in beton is nog maar beperkt, 
ook in Nederland. Hier bedraagt dit momenteel 
circa 5% van de jaarlijks vrijkomende 12 mil
joen ton betonpuin. Dit percentage willen we in 
Nederland het komend decennium fors gaan 
verhogen. De gezamenlijke ambitie om de 
betonketen verder te verduurzamen, is vastge
legd in het Betonakkoord dat medio 2018 is 
gesloten. Een van de daarin gestelde doelen is 
100% hoogwaardig hergebruik van vrijkomend 
In Nederland wordt betonpuin al meer dan twintig jaar volledig 
hergebruikt, maar wel voornamelijk als funderingsmateriaal in de 
GWW-sector en slechts beperkt als toeslagmateriaal in beton. Door 
het gehalte aan cementsteen in het betongranulaat substantieel te 
verlagen, worden de eigenschappen van het daarmee vervaardigde 
beton verbeterd, wat de toepassing ervan zal bevorderen. Het ideale 
plaatje zou zijn dat we uit betonpuin schoon zand en grind kunnen 
maken en van de resterende cementsteen nieuw bindmiddel. Met de 
huidige ontwikkelingen op het gebied van recyclingsmethoden komt 
dit ideale plaatje in zicht.	
beton en per direct minimaal 5% van het totale 
volume toeslagmaterialen ver vangen door 
betonreststromen.
De verduurzaming van de betonketen mag 
echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van het beton. Immers, een kortere levensduur 
komt de duurzaamheid van het beton niet ten 
goede. Cementsteen in betongranulaat, en met 
name in de fi  jne fractie, heeft een nadelige 
invloed op de sterkte, Emodulus, krimp en 
kruip. Daarom zijn recyclingsmethoden waar
bij de oude cementsteen gescheiden wordt van 
het oorspronkelijke toeslagmateriaal van groot 
belang. Zeker als we ook de zandfractie in 
nieuw beton willen hergebruiken.
INDELING RECYCLINGSMETHODEN
Om de kwaliteit van betongranulaat te verbe
teren, zijn er twee soorten bewerkingen moge
lijk:
?   verwijderen van de aangehechte cement
steen;
?   verbeteren van de kwaliteit van de aange hechte cementsteen.
Het verbeteren van de kwaliteit van de aange
hechte cementsteen kan met behulp van poly
meeremulsies (bijvoorbeeld van polyvinyl
PRINCIPE SMARTCRUSHER
In traditionele kaakbrekers beweegt een van de kaken min of meer in horizontale richting waardoor 
het betonpuin onder hoge drukkrachten wordt gebroken. Hierbij wordt niet alleen de zwakkere 
cementsteen verkleind, maar treedt ook veel breuk in het toeslagmateriaal op. Bij de SmartCrusher 
bewegen beide kaken tevens in verticale richting waardoor het betonpuin onder afschuifkrachten 
wordt verkleind (  g. 2). Omdat de afschuifsterkte van beton veel lager is dan de druksterkte vergt dit 
veel minder energie en vindt er ook veel minder breuk in het toeslagmateriaal plaats. Tevens wordt 
hierbij slim gebruikgemaakt van het feit dat door de poreuze grenslaag tussen toeslagmateriaal en 
cementsteen (de zogenoemde Interfacial Transition Zone) breuk veelal in deze zone plaatsvindt. 
Hierdoor blijft er slechts weinig cementsteen aan het toeslagmateriaal zitten. Door de beweging van 
het materiaal in de SmartCrusher treedt ook (autogeen) malen op, dat aanvullend op het breekproces 
cementsteen verwijdert en verpoedert. Voorgebroken betonpuin (0 ? 45 mm) wordt in de 
SmartCrusher verwerkt tot een grove fractie 4 ? 32 
mm (afhankelijk van de oorspronkelijke afmeting van 
het grind) en een   jne fractie 0 ? 4 mm (door zeving 
afgescheiden). Laatst-
genoemde fractie 
wordt vervolgens in 
een soort cycloon 
gescheiden in een 
fractie 0,2 ? 4 mm en 
twee instelbare poe-
derfracties tussen 
0 ? 0,2 mm.	
2   Prototype laboratorium Slimme breker en principe SmartCrusher, waarbij de onderste rol dient om de 
verblijftijd tussen de kaken te kunnen regelen [2]	
" Cementsteen in betongranulaat heeft een nadelige invloed op 
de eigenschappen"	
13	 VAKBL AD   	  1  2020	
2. recycling beton.indd   13	04-02-20   10:23
alcohol of op basis van silaan), suspensies van 
puzzolanen (poederkoolvliegas, silica fume of 
vulkanische as), carbonatatie (bij verhoogd 
CO	
2gehalte), waterglas of biologische afzet
ting van calciumcarbonaat (S. pasteuriibacte
rie) [1]. Deze methoden zijn veelal economisch 
onaantrekkelijk en/of moeilijk op praktijk
schaal toe te passen. Daarom zullen we in dit 
artikel enkel de recyclingsmethoden nader 
beschouwen die de aangehechte cementsteen 
(grotendeels) kunnen verwijderen.	
Mechanische methoden
Er bestaan meerdere mechanische recyclings
methoden die enkel op een breekproces zijn 
gebaseerd. De in Nederland bekendste en 
verst ontwikkelde techniek is de SmartCru
sher, ook wel de Slimme Breker of Smart Libe
rator (bij het Nederlandse bedrijf Smart Circu
lar Products) genoemd. Met deze techniek kan 
de aangehechte cementsteen door afschuif
krachten grotendeels van het oorspronkelijke 
zand en grind worden verwijderd. De verpoe
derde cementsteen komt als een aparte pro
ductiestroom vrij en kan als vulstof in beton  worden ingezet. Het principe van deze tech
niek is aangegeven in het kader 'Principe 
SmartCrusher ' [2].
Een andere mechanische methode is de com
binatie van breken en malen. Na het breken van 
het betonpuin tot de gewenste korrelgrootte 
wordt het verkregen betongranulaat in een 
afzonderlijke stap gemalen zonder (autogeen 
malen) of met (kogel of cilinder vormige) 
maallichamen om de aangehechte cement
steen zo goed mogelijk te verwijderen. Met 
maalprocessen moet er wel voor worden 
gewaakt dat het oorspronkelijke toeslagmate
riaal niet (te veel) wordt verkleind.
Een in Nederland ontwikkelde en toegepaste 
mechanische scheidingstechniek is de Advan
ced Dr y Recover y (ADR), waarbij de fi  jne deel
tjes (zelfs in vochtig materiaal) en deeltjes met een afwijkende korreldichtheid kunnen wor
den afgescheiden van het betongranulaat. Het 
principe van deze techniek is beschreven in het 
kader 'Principe ADR' [3].	
Thermische methoden
De eerder beschreven mechanische methoden 
worden vaak gecombineerd met thermische 
technieken. Door het gebroken beton in korte 
tijd bloot te stellen aan hitte, ontstaan thermi
sche spanningen. Hierdoor wordt de aange
hechte cementsteen sterk verzwakt of komt 
zelfs volledig van het oorspronkelijk toeslag
materiaal af. De benodigde thermische energie 
kan worden ingebracht door verhitte lucht of 
(selectiever) met elektromagnetische straling 
(microgolven). De temperatuur kan daarbij lig
gen tussen 300 °C en 600 °C. Hogere 
temperaturen zijn meestal niet gewenst omdat 
het aanwezige calciumcarbonaat dan ontleedt, 
waarbij calciumoxide (CaO = ongebluste kalk) 
en gasvormig koolstofdioxide (CO	
2) worden 
gevormd.
Een voorbeeld van een techniek waarbij de 
mechanische en de thermische methode 
worden gecombineerd, is de C2CA
recyclingsmethode (die door het Nederlandse 
bedrijf C2CA Technology (een gemeen 
schappelijke onderneming van GBN en TU 
Delft)
 wordt toegepast). Hierbij wordt betonpuin tot 
een korrelgrootte van circa 20 mm gebroken en 
wordt deze stroom ver volgens in een ADR 
gescheiden in een fractie 0 ? 1 mm, 0 ? 4 mm en 
4 ? 20 mm. De fractie 4 ? 20 mm kan als grof 
toeslagmateriaal in beton worden toegepast. 
De fracties 0 ? 1 mm en 0 ? 4 mm onder vinden 
nog een thermische nabehandeling bij circa 
600 °C in een zogenoemd Heating Air 
classifi  cation System (HAS). Hierbij komen 	
Tabel 1   Eigenschappen betongranulaat voor en na verschillende behandelingsmethoden [6]
BEHANDELINGSMETHODE WATER-
ABSORPTIE [%M/M] KORREL-
DICHTHEID [KG/M	
3] GEHALTE 
MORTEL
[%M/M]
onbehandeld 4,2 2370 47
enkel malen in kogelmolen 3,5 2410 34
enkel verhitten 2 uur 300 °C 4,1 2380 44
verhitten 2 uur 300 °C + malen in kogelmolen 3,3 2430 31
enkel microgolven 1 minuut 2,8 2460 24
microgolven 1 minuut + malen in kogelmolen 1,1 2550 7
oplossen in 1 molair zwavelzuur:  24 uur 3,5 2410 34
     120 uur 1,6 2500 13	
PRINCIPE ADR
Met de Advanced Dry Recovery (ADR)-technologie kunnen korrels op basis van verschillen in afme-
tingen en dichtheid (soortelijke massa) worden gescheiden, zelfs wanneer het ingangsmateriaal een 
hoog vochtgehalte heeft. Het principe van deze scheidingsmethode is afgebeeld in   guur 3.
De korrels in het tot circa 16 mm voorgebroken betonpuin worden door een rotor met hoge snelheid 
weggeslingerd. Door deze toegevoegde kinetische (bewegings-)energie komen de deeltjes ondanks 
het hogere vochtgehalte los van elkaar. De   jnere en lichtere deeltjes (0 ? 1 mm) worden minder ver 
weggeslingerd en ? geholpen 
door de interne luchtcirculatie ? 
gescheiden van de grovere deel-
tjes en als een aparte fractie afge-
vangen. De resterende fractie 
wordt vervolgens door een wind-
zifter gescheiden in een   jne frac-
tie 1 ? 4 mm, waarin ook grovere 
maar lichtere deeltjes zoals hout 
en plastic terechtkomen, en een 
grove fractie 4 ? 16 mm.
3   Schematische weergave ADR [3]
" De verduurzaming van de 
betonketen mag ni et ten koste 
gaan van de kwaliteit van het 
beton"
14	 VAKBL AD   	  1  2020	
2. recycling beton.indd   14	04-02-20   10:23
een zandfractie (0,25 ? 4 mm) en een 
vulstoff  ractie (0 ? 0,25 mm) vrij [4]. Door de 
hoge temperatuur is de (voormalige) 
cementsteen voor een belangrijk deel 
gedehydrateerd en is de verkregen 
vulstoff  ractie daarmee reactief gemaakt.
In het VlaamsNederlands Interregproject 
' Van beton naar hoogwaardig beton' [5] wordt 
de toegevoegde waarde van microgolven
techniek onderzocht. Zowel voor het verzwak
ken van de cementsteen voorafgaand aan het 
breekproces als voor de dehydratatie van de 
cementsteen in de vulstoff  ractie. De tot dusver 
verkregen resultaten zijn perspectiefvol, ook 
voor het hergebruik van de vulstoff  ractie.
Het positieve eff  ect van microgolven op de 
kwaliteit van het gerecyclede betongranulaat 
is al eerder aangetoond door Akbarnezhad et 
al. [6], die verschillende recyclingsmethoden 
hebben vergeleken. In tabel 1 zijn hun 
bevindingen weergegeven. De combinatie 
microgolven en malen levert een nagenoeg 
mortelvrij granulaat op met een lage 
waterabsorptie.
Elektrische methoden
Met ElectroDynamic Fragmentation (EDF) kan 
cementsteen worden verwijderd van het 
toeslagmateriaal door gebroken beton in een 
waterbad te onderwerpen aan een serie van 
korte pulsen (< 0,5 µs) bij een groot span
ningsverschil (circa 100 kV). Het principe is 
getoond in kader 'Principe EDF' [7]. Electrody
namic fragmentation is al in de jaren vijftig ont
dekt in Rusland, maar is verder ontwikkeld en 
gepatenteerd door Fraunhofer IBP (Duitsland) 
en de fi  rma Selfrag (Zwitserland). De techniek 
heeft zich bewezen als geschikte bewerkings
methode voor mineralen en ertsen. Voor het 
verwijderen van cementsteen van het toeslag
materiaal in betonpuin zijn perspectiefvolle 
resultaten in laboratoriumonderzoek ver
kregen en is de ontwikkeling naar de praktijk
schaal in volle gang.
Het energieverbruik is ondanks de hoge span
ning zeer gering (circa 1 kWh/ton betonpuin) en 
is substantieel lager dan die bij microgolf en 
mechanische recyclingsmethoden [7]. De 
geproduceerde materialen met EDF zijn nat, wat met name voor de verdere verwerking van de 
verkregen cementsteenfractie een nadeel is.	
Chemische methoden
Indien het toeslagmateriaal in het betongranu
laat onoplosbaar is in zuur (zoals het Neder
landse rivierzand en grind), kan de aange
hechte cementsteen worden verwijderd door 
die op te lossen in zuren zoals zoutzuur, 
zwavelzuur of fosforzuur. Onderzoek [1] heeft 
aangetoond dat zoutzuur het meest eff  ectief is. 
Deze chemische methoden zijn kostbaar en 
hebben ongewenste neveneff  ecten. Ze worden 
daarom nauwelijks toegepast in de praktijk.
TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN 
GERECYCLEDE CEMENTSTEEN
De bij eerder beschreven methoden, met uit
zondering van de chemische methoden, 
verwijderde cementsteen komt als zeer fi  jn 
materiaal vrij. Afhankelijk van het specifi  eke 
bewerkingsproces kan dit materiaal reactivi
teit (cementerende eigenschappen) vertonen. 
In principe komen de volgende toepassingen in 
beeld:
?   Als grondstof voor de klinkerproductie, 
waarbij vanwege het in de cementsteen aan
wezige calcium minder kalksteen hoeft te 
worden gebrand en dus een reductie van de 
CO	
2emissie plaatsvindt.
?   Als grondstof voor mengcementen, al dan  niet na volledige carbonatatie (= verhogen 
reactiviteit + vastleggen extra CO	
2), waarbij 
het schaars wordende componenten (zoals 
poederkoolvliegas) kan ver vangen.
?   Als inerte vulstof (type l) rechtstreeks in  beton.
?   Als reactieve vulstof (type ll) rechtstreeks in  beton, waarbij het gedeeltelijk cement kan 
ver vangen.
De ontwikkelingen van deze toepassingsmo
gelijkheden zijn in volle gang.
REGELGEVING
Betongranulaten mogen volgens NENEN 206/
NEN 8005 in milieuklasse X0 al tot 50% en in de 
overige milieuklassen tot 30% het grove 
natuurlijke toeslagmateriaal in beton ver van
gen. CURAanbeveling 112 staat onder voor
waarden zelfs 100% ver vanging van het grove 
toeslagmateriaal toe. Echter, bij meer dan 50% 
ver vanging moeten voor de constructieve 
eigenschappen correctiefactoren worden toe gepast. Dit blijkt in de praktijk voor de con
structeur niet altijd goed werkbaar te zijn.
Daarom is recentelijk een CROWcommissie 
opgestart die de invloed onderzoekt van het 
gehalte cementsteen in het fi  jne en grove 
gerecyclede toeslagmateriaal op de construc
tieve en duurzaamheidseigenschappen van 
daarmee ver vaardigd beton. In dit onderzoek 
wordt tussen 25% en 100% van het traditionele 
fi  jne en grove toeslagmateriaal ver vangen 
door de fi  jne en grove fracties verkregen uit de 
innovatieve recyclingsprocessen van de Smart 
Liberator en de ADR/HASinstallatie (C2CA 
Technology). Op basis van de verkregen resul
taten zal een CROW CURaanbeveling worden 
opgesteld met een klassenindeling waarin 
afhankelijk van het percentage cementsteen in 
het gerecyclede toeslagmateriaal een maxi	
PRINCIPE EDF
Met ElectroDynamic Fragmentation (EDF) 
worden ultrakorte (circa 0,2 µs) elektrische 
pulsen onder hoge spanningsverschillen 
(circa 100 kV) door een vaste stof (bijvoor-
beeld betonpuin) in een waterbad gestuurd. 
De elektrische ontladingen die daarbij plaats-
vinden, volgen bij voorkeur de grensvlakken 
van de verschillende bestanddelen (voor 
beton: toeslagmateriaal en cementsteen) en 
veroorzaken plaatselijk krachtige schokgol-
ven. Met als gevolg het uiteenvallen van het 
materiaal in zijn bestanddelen. Dit is schema-
tisch aangegeven in   guur 4.
4   Schematische weergave principe EDF 
5   Resultaat bij betonpuin, foto: FHNW Zwitserland	
" Cementsteen komt als zeer 
  jn materiaal vrij en kan 
reactiviteit vertonen"	
15	 VAKBL AD   	  1  2020	
2. recycling beton.indd   15	04-02-20   10:23
maal ver vangingspercentage aan fijne en 
grove fractie wordt vastgelegd. Dit wordt 
zodanig gedaan dat de constructieve reken
regels niet hoeven te worden aangepast en de 
duurzaamheid (levensduur) van het beton nog 
steeds is gewaarborgd. Hoe minder cement
steen des te hoger het toegestane ver van
gingspercentage.
Voor de toepassing van de gerecyclede vul
stoffractie zou de beoordelingsrichtlijn 1804 
' Vulstof voor toepassing in beton en mortel' 
een geschikte basis kunnen zijn. Dit traject is al 
in gang gezet.
SAMENVAT TEND
Met de innovaties die momenteel op het gebied 
van recycling van betonpuin plaatsvinden, 
kunnen we steeds beter het oorspronkelijk 
toegepaste fijne en grove toeslagmateriaal 
scheiden van de aangehechte cementsteen. 
Hierdoor kunnen we uit het betonpuin weer 
schoon zand en grind halen en tevens van de 
resterende cementsteen een nieuwe vulstof 
en/of bindmiddel maken. Het ideale beeld van 
een gesloten kringloop.
 	
VERSCHILLENDE RECYCLINGGR ANUL ATEN	
6   Voorbeeld van korrels in fractie 4  22 mm: grind 
(6a), SmartCrusher/SCP (6b) en ADR/GBN (6c).  
N.B.: sommige korrels bevatten restanten 
aangehechte cementsteen of zijn agglomeraten van 
zandkorrels gebonden door cementsteen
7
 	
 	
 	
V	
oorbeeld fractie 0
4 mm: SmartCrusher/SCP (7a) en ADR+HAS/GBN (7b)	
Literatuur
1    S hi et al., 'Performance enhancement of recycled 
concrete aggregate ? A review', Journal of Cleaner 
Production, 112 (2016) p. 466
 472.
2
   
F
 lorea et al., 'Smart crushing of concrete and activation 
of liberated concrete fines', report TU/e, (2014).
3
   
L
 otfi et al., ' The influence of parent concrete and 
milling intensity on the properties of recycled 
aggregates', International HISER Conference on 
Advances in Recycling and Management of 
Construction and Demolition Waste, 21
 23 June 2017, 
Delft University of Technology, p. 210
 219.
4
   
L
 otfi and Rem, 'Recycling of End of Life Concrete Fines 
into Hardened Cement and Clean Sand', Journal of 
Environmental Protection, 7 (2016) p. 934
 950.
5
    https://upconcrete.vito.be/nl
6
   
Ak
 barnezhad et al., 'Microwave	
a	
 ssisted benification 
of recycled concrete aggregates', Construction and 
Building Materials, 25 (2011) p. 3469
 3479.
7
   
Menar
 d et al., 'Innovative process routes for a high 
q
uality concrete recycling', Waste Management, 33 
(2013) p. 1561
 1565.	
A
A
C	
B
B
16	
 VAKBL AD   	  1  2020	
2. recycling beton.indd   16	04-02-20   10:23
O	
p 5 februari 1969 vond op in initiatief 
van Betonvereniging in Utrecht een 
Studiedag Bekistingen plaats, 
bezocht door maar liefst 325 belangstellen-
den. 50 van hen waren zó enthousiast dat ze 
besloten tot de oprichting van een studiever-
eniging bekistingen. Nauwelijks 1,5 maand 
later, op 25 maart 1969s, was de 'Studiever-
eniging tot ontwikkeling van bekistingscon-
structies' een feit. 
Binnen een jaar telde de vereniging 69 leden 
en al in 1971 ontstonden de eerste plannen 
tot het maken van een Handboek voor bekis-
tingen. Om dat handboek en ander studie-
werk van de grond te krijgen, werd de Coör-
dinatie Commissie Studiewerk opgericht, 
beter bekend als de KoKo. In 1977 telde Stu- beco maar liefst 13 actieve studiecellen.
In maart 1980 was het dan zover: het eerste 
Handboek Bekistingen werd gepubliceerd. 
Dit dankzij de inzet van diverse studiecellen, 
onderzoeksbedrijven, subsidies en in het bij-
zonder de bijdrage van Theo Paap. De 
belangstelling voor het boek was groot en tot 
op vandaag ? inmiddels is het handboek digi-
taal ? is het een belangrijk kennisdocument in 
de betonbouw.
In 1982 werd het werkgebied van Stubeco 
uitgebreid van bekistingen alleen naar de 
brede betonbouw en ook wapening. De naam 
kon hetzelfde blijven, alleen de betekenis van 
de afkorting werd gewijzigd. Voortaan stond 
StuBeCo voor 'Studievereniging voor de Uit-
voering van BEtonCOntructies.STUBECO ANNO 2020
Stubeco telt inmiddels circa 220 leden. De 
verenging is gefundeerd op meerdere pijlers. 
Belangrijk doel is onverminderd het netwerk. 
Dit komt tot uiting tijdens de excursies en 
lezingen. Voor velen vormen de traditionele 
buitenlandreizen al jarenlang het hoogtepunt. 
Eens in de twee jaar trekt een groep enthousi-
aste leden erop uit naar een bijzondere plek in 
Europa om daar interessante bouwwerken en 
productielocaties te bezoeken.
Veel herinneringen werden opgehaald tijdens 
de lustrumviering op 21 november 2019 op de 
SS Rotterdam. Met trots werd teruggekeken 
op al het nuttige studiewerk, de vele rapporten 
en de interessante en gezellige bijeenkomsten 
van de afgelopen 50 jaar. Maar Stubeco denkt 
ook na over de toekomst. De vereniging zoekt 
steeds nadrukkelijke samenwerking met 
andere verenigingen op, zo ook met Betoniek. 
In een beleidsplan, gericht op innovaties, wor-
den als belangrijke thema's genoemd 
3D-betonprinten, duurzaam bouwen, circulair 
bouwen en out-of-the-box denken en leren. 
Stubeco is een levendige vereniging die het 
nuttige met het aangename goed weet te 
combineren en klaar is voor de toekomst! 	
50 jaar Stubeco
In 1969, een klein jaar voordat Betoniek het levenslicht ziet, wordt 
Stubeco opgericht. De studievereniging heeft zich in de afgelopen 
50 jaar ontwikkeld tot een hechte, trotse club professionals die zich 
inzet voor het delen van praktische kennis over uitvoering van 
betonconstructies. 	
LID WORDEN?
Meer informatie over Stubeco en het 
lidmaatschap staat op www.stubeco.nl. 	
Studievereniging uitvoering 
betonconstructies	
17	 VAKBL AD 
 	  1  2020	
7. Stubeco.indd   17	03-02-20   14:51
OP WEG NA AR EEN BRL VOOR EEN KEURMERK VOOR BETONCONSTRUCTIES
Welke prestaties 
heeft mijn beton?
Auteurs  dr.ir. Ton van Beek, SKG-IKOB ? dr.ir. Mario de Rooij, TNO ? dr. Penny Pipilikaki, TNO
1  Het storten van beton
18	 VAKBL AD  	  1  2020	
3. keurmerk beton.indd   18	04-02-20   10:25
Welke prestaties 
heeft mijn beton?	
Met goede betonmortel heb je nog niet meteen een goede 
betonconstructie. Daarom bestaan er vele regels, voorschriften, 
richtlijnen en normen. Wanneer deze netjes worden gevolgd, is 
de impliciete veronderstelling dat het allemaal wel goed komt 
met het beton en de constructie die daarvan is gemaakt. Maar wat 
nu als er moet worden aangetoond dat het beton in de constructie 
ook daadwerkelijk de prestaties heeft die impliciet worden 
verondersteld? Welke mogelijkheden zijn er dan en waar moet op 
worden gelet? TNO en SKG-IKOB hebben samen de eerste 
stappen gezet in een verkennend traject in deze richting, getiteld 
'Keurmerk Betonconstructies'.	
OMVANG EN BELEID BOUW- EN SLOOPAFVAL
Beton is bijna letterlijk (minstens) zo oud als 
de weg naar Rome. Als trots voorbeeld wordt 
vaak gewezen naar het Pantheon in Rome. Er is 
al vele eeuwen er varing met het maken van 
goed beton. Die er varing, samen met het toe-
genomen inzicht in het materiaal zelf, is vast-
gelegd in vele voorschriften, beoordelings-
richtlijnen, regels en normen. Tot op vandaag 
vormt dit alles de kern van het rotsvaste ver-
trouwen in het materiaal beton.
Maar een goede kwaliteit betonmortel wil nog 
niet vanzelf zeggen dat het uiteindelijke beton 
of de constructie ook van goede kwaliteit is. 
Veel hangt af van een deugdelijke uitvoering. 
Daar komt bij dat de grondstoff  en en ingredi-
enten waarmee beton wordt gemaakt in de 
loop der jaren zijn veranderd. Door het gebruik 
van deze nieuwe materialen is echter ook het 
referentiekader weggevallen dat is opge-
bouwd door de er varingen van vele jaren. 
Bovendien gaan we naar een situatie waarin 
niet de kwaliteit van het materiaal moet wor-
den aangetoond maar de prestaties van een 
geleverd product of constructie. De invoering 
van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen 
is een nadrukkelijke stap in deze richting.
Als verkenning voor de toekomst hebben TNO 
en SKG-IKOB het voortouw genomen om te 
bekijken wat nodig zou zijn om prestaties van 
betonconstructies te meten en hoe dit aan te 
tonen met een keurmerk. In dit artikel worden 
de resultaten van het verkennende deel van 
het onderzoek gepresenteerd. Het artikel gaat 
specifi  ek in op ter plaatse gestort beton, omdat 
daar veel activiteiten voor het maken van de 
constructie op de bouwplaats plaatsvinden. 
Natuurlijk kunnen een aantal zaken die worden 
voorgesteld eventueel ook van nut zijn bij 
gebruik van prefab beton.
" Een goede kwaliteit beton-mortel wil nog niet zeggen dat 
de uiteindelijke constructie ook 
van goede kwaliteit is"	
19	 VAKBL AD   	  1  2020	
3. keurmerk beton.indd   19	04-02-20   10:25
BRL 1518 BETONSTORTEN
Voor het verkrijgen van een keurmerk voor 
grondstoffen, bouwproducten en processen 
wordt in Nederland gebruikgemaakt van 
beoordelingsrichtlijnen: BRL's. Hierbij worden 
de prestaties beoordeeld aan de hand van 
onder meer procesbeschrijvingen, registraties 
en vakbekwaamheid.
Om vertrouwen te krijgen in de prestaties van 
de uiteindelijke betonconstructies, kan het 
proces van het betonstorten (foto 1) worden 
beoordeeld. SKG-IKOB heeft hierbij samen-
werking gezocht met KIWA. Dit heeft geresul-
teerd in een werkgroep die bezig is met het 
opstellen van een beoordelingsrichtlijn: BRL 
1518 ? KOMO-procescertificaat voor het stor-
ten van beton op de bouwplaats. Het is de 
bedoeling om de BRL in de loop van 2020 voor 
te leggen aan het College van Deskundigen.
De werkgroep is begonnen op het punt waar de 
huidige beoordelingen stoppen, te weten bij de 
BRL 1801 Betonmortel. De betonmortelcen-
trale is verantwoordelijk voor het samenstel-
len, mengen en transporteren van d                  
                 
                                
Reacties