Betoniek, een gouden jubileum. Vijftig jaar geleden is Betoniek begonnen als vakblad over cement en beton en in de afgelopen decennia is het geëvolueerd tot hét kennisplatform voor betontechnologie en de uitvoering van betonwerken. Een platform dat er niet alleen is voor de betontechnoloog,
maar ook voor de aannemer, de toezichthouder, de adviseur en het onderwijs. Vijftig jaar, een mooi moment om terug te kijken en stil te staan bij de ontwikkelingen in ons vakgebied.              
                
             
                              
                                      
                      Auteur  ing. Peter de Vries FICT, ENCI BV	
Betoniek, een gouden jubileum. Vijftig jaar geleden is Betoniek begonnen als vakblad  over cement en beton en in de afgelopen  decennia is het geëvolueerd tot hét 
kennisplatform voor betontechnologie en de  uitvoering van betonwerken. Een platform 
dat er niet alleen is voor de betontechnoloog,  maar ook voor de aannemer, 
de toezichthouder, de adviseur en het 
onderwijs. Vijftig jaar, een mooi moment om  terug te kijken en stil te staan bij de ontwikkelingen in ons vakgebied.	
HET ANTWOORD STA AT IN 	BETONIEK	
voor  Betoniek
4	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   4	03-02-20   14:33
ONTWIKKELING EN ORGANISATIE 
KENNISPL ATFORM
Hoe pak je dat nu aan, zo'n terugblik? Welke 
onderwerpen moeten aan bod komen? Neem 
alleen al de ontwikkeling van Betoniek zelf. Op 
initiatief van de Verkoop A ssociatie (VA) 
Nederlandse Cementindustrie verschijnt in 
januari 1970 de eerste editie van Betoniek (  g. 
1). Het voornaamste doel was, en dat geldt nog 
steeds, het kennisniveau over het materiaal 
beton te verhogen van iedereen die daarmee in 
aanraking komt. De ambitie is om tienmaal per 
jaar een editie op de deurmat te laten vallen. 
Kenmerkend van dit nieuwe vakblad is dat per 
editie slechts één onderwerp wordt aangesne-
den. Het betre  ende onderwerp wordt ver vol-
gens beschreven en beoordeeld aan de hand 
van de op dat moment beschikbare kennis. Een 
vier man sterke redactie, ieder een autoriteit 
op het vakgebied, begint aan een avontuur. Die 
vier man hebben niet kunnen bevroeden dat 
vijftig jaar na dato het vakblad nog steeds 
springlevend is. Maar het is inmiddels wel op 
een andere manier georganiseerd; Betoniek 
wordt tegenwoordig uitgegeven door een pro-
fessionele uitgever Aeneas Media. Bovendien 
heeft Betoniek er in 2013 een zusje bij gekre-
gen. En, zoals dat binnen een goede familie 
betaamt, met dezelfde naam: Betoniek. Het 
verschil? De originele verschijning van Beto-
niek heet nu Betoniek Standaard en beperkt 
zich nog steeds tot één onderwerp, geschre-
ven en unaniem gevalideerd door de redactie. 
Het zusje, Betoniek Vakblad, bevat per nummer 
meerdere artikelen, gaat vaker in op betonuit-
voering en geeft meer ruimte aan opinies en 
discussie. Een deskundige redactie zorgt 
er voor dat de artikelen niet echt de bocht uit 
vliegen. En in de huidige tijd mogen een web-
site (  g. 2) en nieuwsbrief natuurlijk ook niet 
ontbreken. Een schat aan 
beton(technologische) artikelen vormt het 
hart van dit kennisplatform. Maandelijks is er 
ruimte voor een blogger om een beschou-
wende of prikkelende column te schrijven.  Hierbij wordt de lezer uitgedaagd zijn mening 
te geven. Kortom, de oorspronkelijke redactie 
van vier man is geëvolueerd tot een team van 
ruim twintig betonexperts die met regelmaat 
de pen pakken om hun kennis aan het papier 
toe te vertrouwen en/of online hun kennis te 
delen. Jaren geleden ontstaat spontaan een 
stelling die tot op de dag van vandaag nog niet 
aan kracht heeft ingeboet. Zit je met een 
betontechnologische of betonuitvoeringstech-
nische vraag, het antwoord staat in Betoniek.
Tot zover de ontwikkeling en organisatie van 
het kennisplatform de voorbije decennia. Maar 
hoe zit het vakinhoudelijk, is het materiaal 
beton de afgelopen vijftig jaar veranderd?
Beton is per de  nitie een samenstel van steen-
achtig toeslagmateriaal 'aan elkaar geplakt' 
door een bindmiddel. Is het bindmiddel bitu-
men, dan spreken we van asfaltbeton, kortweg 
asfalt. Is het bindmiddel een mengsel van 
cement en water, dan spreken we van cement-
beton, kortweg beton. Maar is het beton van 
toen nog wel vergelijkbaar met het beton van 
nu? Eén ding is zeker: het aanbod van grond-
sto  en is veranderd en ook de kennisontwik-
keling heeft niet stilgestaan. Betoniek 
heeft 
het allemaal gevolgd.
TOESL AGMATERIALEN
Een steenachtig toeslagmateriaal vormt het 
korrelskelet als basis voor beton. Dat was al zo 
in de tijd van de Romeinen (het opus caementi-
cium) en dat is nog steeds zo. In nog niet zo 
heel lang ver vlogen tijden maakten we één-
twee-drie-beton. Ofwel: één schep cement, 
twee scheppen zand, drie scheppen grind en 
een beetje water voor de smeuïgheid en ver-
werkbaarheid. In de begintijd van Betoniek 
kenden we als toeslagmateriaal alleen nog 
maar zand en grind opgebaggerd uit onze grote 
rivieren, een kwalitatief uiterst betrouwbaar 
materiaal. De belangrijke taak van de beton-
technoloog is om de verhouding tussen zand 
en grind zodanig te kiezen dat een zo dicht 
mogelijke korrelstapeling wordt verkregen. 
Een pionier op dit gebied was de Amerikaan 
Fuller, die in de beginjaren van de vorige eeuw 
een 'ideale' korrelopbouw heeft ontwikkeld. In 
" Begin jaren tachtig komt een  alternatief in beeld: de inzet
van gebroken betonpuin- en 
menggranulaat"	
1   De  eerste 
editie van 
Betoniek uit 
1970	
5	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   5	03-02-20   14:34
Nederland zijn het de heren Lem en Theissing 
die deze benadering geschikt hebben gemaakt 
voor het Nederlandse zand en grind.
Een andere methode is gebaseerd op het werk 
van, wederom een Amerikaan, Abrams, die de 
korrelverdeling karakteriseerde met één getal, 
de   jnheidsmodulus (FM). Volgens Abrams is 
er voor elk cementgehalte één   jnheidsmodu-
lus van het toeslagmateriaal die de minste 
hoeveelheid water vraagt voor een bepaalde 
verwerkbaarheid. Kortom, het is zoeken naar 
die korrelverdeling die het minste water 
vraagt. In Nederland is door Rengers en Anto-
nisse de methode van de   jnheidsmodulus 
verder uitgewerkt voor het Nederlandse zand 
en grind. Hierbij worden ook het cementge-
halte en de verwerkbaarheid in de rekenme-
thode meegenomen.
Die ideale situatie verandert echter vanaf de 
jaren tachtig. De winning van zand en grind 
wordt, mede door maatschappelijke weer-
stand, onderdeel van de politieke agenda. Door 
middel van diverse beleidsnota's wordt duide-
lijk gemaakt dat na 2000 de winning van opper-
vlaktedelfsto  en aan banden zal worden 
gelegd. De behoefte aan grind en beton- en 
metselzand blijft echter onverminderd groot. 
Alternatieven worden gevonden in harde kalk-
steen en por  er uit België, graniet uit Schot-
land en Noorwegen en in de Noordzee worden 
nieuwe winplaatsen voor zand en grind geëx-
ploiteerd. Ze zijn wel wat zouter, maar kwalita-
tief vergelijkbaar met het vertrouwde rivier-materiaal (foto 3). Op zoek naar alternatieven 
komt er begin jaren tachtig nog één in beeld: de 
inzet van gebroken betonpuin- en menggranu-
laat. De toenmalige regelgeving voor de 
betontechnologie (VBT1986) is niet meer 
afdoende en nieuwe regelgeving moet worden 
ontwikkeld. De eerste CUR-aanbevelingen 
voor de alternatieve toeslagmaterialen ver-
schijnen in 1984. CUR-Aanbeveling 4 en 5 voor 
de toepassing van respectievelijk betonpuin-
granulaat en metselwerkpuingranulaat 
beschrijven de technische eisen en regels voor 
keuringen voor deze, voor betontoepassingen, 
nieuwe materialen. Met de inzet van deze 
alternatieven wordt ook de maatschappelijke 
druk op het storten van reststromen vermin-
derd. Nu, 35 jaar later, staan deze secundaire 
materialen meer dan ooit in de belangstelling. 
Betonpuingranulaat heet nu betongranulaat en 
is een normale grondstof geworden. Urban 
mining en circulariteit zijn niet meer weg te 
denken begrippen en oude betonconstructies 
vormen aan het einde van hun technische of 
economische levensduur nieuwe winplaatsen 
voor toeslagmateriaal. Ook zijn de basale puin-
brekers verder doorontwikkeld en zijn we 
steeds beter in staat om door de inzet van 
'slimme' breektechnieken schonere granulaten 
en bruikbare   jne fracties van elkaar te schei-
den. Fijne fracties die als   jne vulstof of zelfs 
als cementver vanger kunnen worden ingezet.
Met al deze 'nieuwe' toeslagmaterialen ver-
dwijnen de nu onbruikbare formules voor het ontwerpen van een ideale korrelverdeling 
onder in de la. Maar de noodzaak voor het ont-
werpen van een dichte korrelpakking blijft 
onverminderd aanwezig. Nieuwe modellen en 
formules worden ontwikkeld. De 'ideale' kor-
relgrootteverdeling wordt nu berekend met de 
gemodi  ceerde formule van Andreasen en 
Andersen. In 'Op de korrel' (16/21) leren we dat 
een meer of minder hoog aandeel   jne korrels, 
de korrelvorm en de verwerkbaarheid nu wor-
den vertaald naar een distributiemodulus (q). 
Pakkingsdichtheid en particle size distribution
 
(PSD) zijn nieuwe begrippen. De opbouw van 
korrelverdeling stopt niet meer, zoals in de tijd 
van Lem en Theissing, bij het   jne zand maar 
wordt nu doorgetrokken tot in de vulsto  ractie 
en het cement. De betontechnoloog van van-
daag moet bijblijven met deze ontwikkelingen 
en  Betoniek houdt hem hierbij op de hoogte.
CEMENT EN VULSTOFFEN
Zoals eerder al is gesteld wordt het steenach-
tige korrelskelet aan elkaar geplakt met een 
mengsel van cement en water, feitelijk dus een 
tweecomponentenlijm. Heeft het cement in de 
afgelopen vijftig jaar net zo'n stormachtige 
ontwikkeling doorgemaakt als het toeslagma-
teriaal? Het antwoord hierop is nee! De eerste 
editie van 
Betoniek (1/1) beschrijft de toenmalig 
bekende en toegepaste cementsoorten port-
landcement en hoogovencement. In die editie 
wordt de fabricage van cement, de rol van de 
basiscomponenten portlandcementklinker en 
hoogovenslak en het e  ect van de   jnheid van 
maling besproken en uitgelegd. Vijftig jaar 
later wordt in Betoniek Vakblad (2019/3) in 
vrijwel gelijke bewoordingen uit de doeken 
gedaan hoe nog steeds en op dezelfde manier 
van kalksteen een portlandcementklinker 
wordt gebrand. Een technologie van bijna 200 
jaar oud en die wereldwijd nog niets van haar 
waarde heeft verloren.	
" Hoe van kalksteen portland- cementklinker wordt gebrand is 
een technologie van bijna 200 
jaar oud die wereldwijd nog 
niets van haar waarde heeft 
verloren"	
2  Screenshot van Betoniek.nl 
6	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   6	03-02-20   14:35
Is er dan helemaal niets veranderd? De 
belangrijkste wijzigingen vinden we terug in 
normbladen waarbij langzamerhand de 
invloed van Europa zichtbaar wordt. Begin 
jaren zeventig wordt nog gewerkt met twee 
aparte normen voor cement; N 481 voor port-
landcement en N 484 voor hoogovencement, 
normbladen ontwikkeld in de jaren dertig. In 
1975 verschijnt een nieuwe ontwerpnorm NEN 
3550 Cement die pas vier jaar later als de  nitief 
wordt gepubliceerd met daarin opgenomen de 
cementsoorten: portlandcement, port-
landslakcement, hoogovencement, gesulfa-
teerd cement, aluminiumcement en portland-
trascement. Feitelijk niets nieuws onder de 
zon. NEN 3550 wordt in1986 door middel van 
een aanvullingsblad verder uitgebreid met de 
puzzolane stof poederkoolvliegas. In januari 
1995 wordt een volledig vernieuwde NEN 3550 
gepubliceerd. Deze rekent af met de van ouds-
her in Nederland ingeburgerde sterkteklasse-
aanduiding voor cement; sterkteklasse A, B of 
C. Aansluiting wordt gezocht bij de (voorlo-
pige) Europese cementnorm ENV 197. Daarin 
wordt de sterkteklasse aangeduid met een 
getalswaarde voor de minimale sterkte-eis van 
respectievelijk 32,5, 42,5 en 52,5 N/mm	
2.
Pas in 2000 wordt de eerste o    ciële geharmo-
niseerde Europese cementnorm gepubliceerd, 
EN 197-1. Een cementnorm waarin 27 cement-
soorten zijn opgenomen. Dat lijkt behoorlijk 
veel en onoverzichtelijk, maar het valt mee. 
Het cement is onder verdeeld in vijf hoofdty-
pen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tus-
sen de combinatie van hoofdcomponenten: 
portlandcementklinker, latent hydraulische 
hoogovenslak en puzzolane vulsto  en, al dan 
niet kunstmatig of van natuurlijke afkomst. Een 
uitzondering vormt kalksteenmeel als hoofd-
component. Dit moet als volledig inert worden 
gezien en kan dus maar in een beperkt percen-
tage als hoofdcomponent worden toegepast. 
Deze 'gewone' cementsoorten hebben gemeen 
dat hun bindende werking is gebaseerd op de 
reactie met water tot een calciumsilicaathy-
draat en portlandiet, de alkalische component 
die er voor zorgt dat betonstaal niet gaat roes-
ten in beton.
Nu gaan we toch nog even terug naar begin 
jaren tachtig. De (beton)markt volgt nauwlet-
tend welke cementsoorten door de cementin-
dustrie op de markt worden gezet. Als ENCI in  1982 een portlandvliegascement introduceert, 
zijn er al snel betonproducenten die ook poe-
derkoolvliegas inzetten als extra bestanddeel 
van betonspecie. Daarbij kan de nadruk liggen 
op aanvulling van de   jne zandfractie maar de 
belangrijkste motivatie komt toch vanuit de 
ver vanging van een gedeelte van het cement. 
Dit laatste gebeurt meestal met een duidelijke 
  
CUR-Aanbeveling 48, met geschiktheidson-
derzoek van nieuwe cementen voor toepassing 
in beton, werd in eerste instantie 'misbruikt' 
om de gelijkwaardigheid van vulsto  en in 
beton aan te tonen. In 2010 is CUR-Aanbeve-
ling 48 herzien met daarin opgenomen de pro-
cedure voor de toepassing van vulsto  en en 
het aantonen van de gelijkwaardige prestatie 
in beton.	
Alternatieven
De laatste vijf jaar is de publieke opinie ten 
opzichte van cement aan het veranderen. Meer 
en meer is de markt bewust dat bij de productie 
van een portlandcementklinker CO	
2 wordt uit-
gestoten (foto 4). Het CO	
2-pro  el van beton is  laag in vergelijking met andere bouwmateria-
len, maar door de enorme vraag naar beton, en 
daarmee naar cement, levert het totale beton-
volume een forse bijdrage aan de totale CO	
2-
emissie. Met het Klimaatakkoord van Parijs op 
de achtergrond heeft Nederland het Betonak-
koord opgetuigd met als doel de bouw in 2050 
CO	
2 neutraal te maken. Een belangrijke rol dicht 
men, al dan niet terecht, toe aan beton, met als 
belangrijkste bron van CO	
2, het cement. De 
makkelijkste stap om het CO
2-pro  el van 
cement te verlagen, is door een deel van de 
portlandcementklinker te ver vangen door 
geschikte alternatieven zoals de bekende 
hoogovenslak en poederkoolvliegas. In Neder-
land doen we dat al decennialang en het in 
Nederland toegepaste cement heeft gemiddeld 
dan ook het laagste CO	
2-pro  el ter wereld.
Maar zijn er ook alternatieven ter ver vanging 
van de gewone cementsoorten? Ja, die zijn er. 
De afgelopen jaren hebben (cement)indus-
trieën al veel geïnvesteerd in onderzoek naar 
alternatieve cementsoorten zonder de alom 
vertrouwde portlandcementklinker. Gepro-
beerd wordt om voort te borduren op de 
bekende technologie en met slimme oplossin-
gen toch een milieuvoordeel te creëren. De 
meest veelbelovende ontwikkeling zit in de 
Belite-achtige cementsoorten met een circa 
30% lagere carbon footprint in vergelijking tot 
een traditioneel portlandcement. Maar de 
markt is op dit moment erg gecharmeerd van 	
"Afgelopen jaren hebben 
(cement)industrieën veel 
geïnvesteerd in onderzoek naar 
alternatieve cementsoorten"	
3  Grindwinning, foto: Vincent van den Hoven fotogra  e via Betonhuis	
7	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   7	03-02-20   14:35
geopolymeren. De toepassing van geopolyme-
ren is een technologie die nog ouder is dan de 
overbekende 'weg naar Rome'. Voorbeelden 
voeren zelfs terug naar het oude Egypte naar 
de tijd van de bouw van de eerste piramiden. 
Geopolymeren is een verzamelnaam voor 
alkaligeactiveerde aluminiumsilicaten. 
Het zijn anorganische bindmiddelen die over 
algemeen bestaan uit twee basiscomponen-
ten:
   reactieve aluminium- en siliciumhoudende hoofdbestanddelen als vliegas, hoog-
ovenslak of metakaoline;
   een sterke alkalische activator als waterglas  of natriumhydroxide.
De verhardingsreactie tussen de hoofdbe-
standdelen en de activator kan op geen enkele 
manier vergeleken worden met de hydratatie 
van portlandcement met water. Afhankelijk van 
het gebruikte hoofdbestanddeel is er geen 
sprake van hydratatie maar van polymerisatie. 
Hierbij wordt een aluminiumsilicaatnetwerk 
gevormd en speelt water in de reactie verder 
geen rol. Toepassing van geopolymeren resul-
teert in een enorme milieuwinst: de carbon 
footprint ligt 60 tot 70% lager in vergelijking 
met portlandcement.
Maar is het morgen breed toepasbaar? Dat 
helaas niet. Constructeurs zullen vragen gaan 
stellen waarop het antwoord nog niet beschik-
baar is: wat moet er worden gewijzigd aan de  rekenregels? En hoe zit het met het bescher-
mende milieu rondom de wapening?
Ook zullen we eraan moeten wennen dat 
nieuwe cementsoorten wellicht niet meer 
 
We bevinden ons dus momenteel in een 
uitdagend tijdperk en Betoniek volgt het op 
de voet.
WATER, HULPSTOFFEN, VERWERKBA ARHEID 
EN ZELFVERDICHTEND
Water is wellicht de meest ondergewaar-
deerde component van beton(specie). Het is in 
ieder geval wel de goedkoopste component en 
dat is toch maar mooi meegenomen want 
gemiddeld 15% van het beton(specie)volume 
bestaat uit water. Het intrigerende van water in 
beton(specie) zit hem in de dubbelrol. Ener-
zijds heeft beton(specie) water nodig voor het 
verkrijgen van de gewenste verwerkbaarheid, 
de waterbehoefte, en anderzijds is water de 
onmisbare schakel in de tweecomponenten-
lijm voor de reactie met cement.
De verhouding tussen water en cement (water-
cementfactor, ofwel wcf) bepaalt voor een 
groot deel de eigenschappen van beton, daar 
komen we later nog even op terug. Belangrijk 
om hier te constateren is dat voor het ver vaar-
digen van beton een wetmatigheid bestaat tus-
sen de verschillende componenten: de korrel-
verdeling van het toeslagmateriaal is bepalend 
voor de hoeveelheid aanmaakwater die beno-digd is voor de gewenste verwerkbaarheid. 
Vervolgens is de gevraagde kwaliteit van beton 
bepalend voor de verhouding tussen de hoe-
veelheid water en cement (wcf). En aangezien 
de waterhoeveelheid vastligt, ligt nu ook de 
hoeveelheid cement per de  nitie vast. Terug-
dringen van de waterbehoefte resulteert 
meestal dan ook in het verlagen van de hoe-
veelheid cement. Om de waterbehoefte te ver-
lagen en toch de gewenste verwerkbaarheid te 
kunnen realiseren, maken we gebruik van 
waterreducerende (ofwel plasti  cerende) 
hulpsto  en. De Romeinen gebruiken al dierlijk 
bloed om de verwerkbaarheid van hun mortels 
te verbeteren.
In september 1970 (Betoniek 1/8) wordt een 
overzicht gegeven van de diverse hulpsto  en 
die aan beton(specie) kunnen worden toege-
voegd om eigenschappen op een positieve 
manier te beïnvloeden. Heel voorzichtig wordt 
melding gemaakt van hulpsto  en die de ver-
werkbaarheid veranderen. Wel wordt voor het 
eerst de functie van de waterreducerende of 
plasti  cerende hulpstof duidelijk beschreven: 
plasti  cerende hulpsto  en maken het mogelijk 
om bij een gelijkblijvende water-cementfactor 
de verwerkbaarheid te verbeteren of om bij een 
gelijkblijvende verwerkbaarheid de hoeveel-
heid water te verminderen en daardoor de 
kwaliteit van het beton beter te maken. Toch 
wordt er in de beginjaren van Betoniek vrijwel 
niet over waterreducerende hulpsto  en 
geschreven en wordt de verwerkbaarheid, 
vanwege de onbekendheid met de hulpsto  en, 
hoofdzakelijk 'watergestuurd'. Pas in 1977 
wordt een artikel in zijn geheel gewijd aan 
superplasti  ceerders (4/9). De werking van 
deze waterreducerende hulpsto  en is geba-
seerd op het verlagen van de opper vlakte-
spanning van het water waardoor de wrijving 
tussen de korrels onderling aanzienlijk wordt 
verminderd. Door adsorptie van de hulpsto  en 
aan het opper vlak van de cementkorreltjes 
krijgen deze een negatieve elektrische lading 
waardoor de korreltjes elkaar onderling afsto-
ten. De werkingsduur van de superplasti  -
ceerders is echter beperkt. De grote doorbraak 
komt eind jaren negentig met de introductie 
van de derde generatie waterreducerende 
hulpsto  en, de polycarboxylaatethers, kort-
 en zorgen voor een 
ware revolutie op het gebied van verwerkbaar-
4  Exterieur van een cementoven
8	 VAKBL AD 
 	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   8	03-02-20   14:36
heid: de ontwikkeling van zelfverdichtend 
beton. Door te spelen met molecuulgewichten, 
lengte van de hoofd- en zijketens (de driedi-
mensionale hindering) kan het fysisch-che-
misch gedrag van deze hulpsto  en worden 
gestuurd. De stelling is gerechtvaardigd dat de 
ontwikkeling van zelfverdichtend beton wel-
licht de grootste sprong voorwaarts is geweest 
in de afgelopen vijftig jaar. Het heeft het 
samenstellen en verwerken van beton(specie) 
uit de ambachtelijke hoek getrokken en naar 
een sterk geïndustrialiseerd niveau gebracht.
Dat is echter niet zomaar gegaan. De ontwik-
keling van zelfverdichtend beton vindt haar 
oorsprong in hogesterktebeton. Begin jaren 
negentig lijkt de ontwikkeling van hogesterk-
tebeton een trendsetter te worden. Een van de 
belangrijkste randvoorwaarden bij de ontwik-
keling van hogesterktebeton is de verwerk-
baarheid op de bouwplaats. Het te behalen 
sterkteniveau mag niet ten koste gaan van de 
verwerkbaarheid. Sterker nog, de betonspecie 
zou relatief ongevoelig moeten zijn voor de 
tekortkomingen bij de verwerking, zogenoemd 
hufterproof. Constructies in hogesterktebeton 
zouden slanker kunnen zijn met hogere wape-
ningsdichtheden. Een echte doorbraak heeft 
hogesterktebeton niet gekend maar de zelf-
verdichtende eigenschappen van de betonspe-
cie blijken een schot in de roos. Betonspecie 
die slechts onder invloed van de zwaartekracht 
in de bekisting loopt, de wapening volledig 
omhult en alle hoekjes en gaatjes vult. Een 
ontwikkeling die het werken met betonspecie 
drastisch verandert. Deze mengsels zijn zo 
vloeibaar dat hun vloeigedrag niet meer in een 
zet-of schudmaat is uit te drukken. Vloeimaat 
(foto 5) en trechtertijd worden nieuwe groot-
heden. De grootste revolutie vindt plaats in de 
prefab industrie. Van oudsher een werkomge-
ving die gedomineerd wordt door het lawaai 
van bekistingtrillers en waar gehoorkappen 
onontbeerlijk zijn. Sinds de introductie van het 
zelfverdichtend beton is er rust ingedaald met 
op de achtergrond de klanken van de radio. Behalve de enorme reductie in geluidsniveau 
heeft zelfverdichtend beton geleid tot nog een 
fantastisch bijvangst: de opper vlaktekwaliteit 
van beton. Soms is het uiterlijk van beton niet 
meer van kunststof te onderscheiden.
DE LIJM
De 'wet van de water-cementfactor ' is voor de 
betontechnoloog de heilige graal. Met de 
water-cementfactor wordt de kwaliteit van de 
lijm, de cementsteen gestuurd. De kwaliteit 
van de cementsteen is voor een belangrijk deel 
verantwoordelijk voor de sterkte en (techni-
sche) duurzaamheid van het beton. Niet onlo-
gisch dus dat de parameter water-cementfac-
tor
 in vrijwel iedere editie van Betoniek 
minimaal één keer wordt genoemd. Veel aan-
dacht wordt besteed aan de rol van de water-
cementfactor in de mengselberekening. Hoe 
wordt de water-cementfactor bepaald, welke 
meetmethoden staan ons ter beschikking en 
wat moeten we doen met absorptiewater?
Porositeit en permeabiliteit zijn kernbegrippen 
als het gaat om een lange levensduur van 
beton. Maar het is niet alleen de verhouding 
(aanmaak)water tot cement die hier een 
belangrijke rol speelt. Ook de invloed van het 
type cement en het e  ect van het gebruik van 
hydraulische of puzzolane vulsto  en bepalen 
de potentiële kwaliteit van beton. De schrijvers 
van  Betoniek krijgen er geen genoeg van: 'De 
k-van vliegas' (9/1), 'Spelen met slak' (12/4), 
'Kopje onder ' (14/21-22) zijn slechts voorbeel-
den en nemen de lezer mee in een poging de 
diepste geheimen van de cementsteen te ont-
rafelen. Een hoogtepunt wordt bereikt rondom 
het veertigjarig jubileum van Betoniek. De uit-
gever en redactie besluiten een aantal edities 
te bundelen en over te gaan tot een eenmalige 
publicatie in boekvorm. Dr.ir. Mario de Rooij, 
onderzoeker bij TNO, en tevens redactielid, 
wordt gevraagd om op een toegankelijke 
manier de kennis over het meest toegepaste 
bindmiddel ter wereld te ontsluiten: 'Cement-
steen ? Basis voor beton'.
THEMA'S
Al bladerend door de edities van Betoniek kun 
je, wellicht onbedoeld, verschillende thema's 
herkennen. Sommige onderwerpen doorlopen 
een (kennis)ontwikkeling en worden dus met 
enige regelmaat herhaald en opgepoetst. 
"Zelfverdichtend beton is een 
ontwikkeling die het werken met 
betonspecie drastisch 
heeft veranderd"	
5  De vloeimaat wordt gemeten, foto: BAM 
Andere thema's zijn meer tijdsgebonden.
Toeslagmateriaal
Over geen onderwerp is zoveel geschreven als 
over toeslagmateriaal, en ook dit artikel begint 
ermee. Door de jaren heen zien we de her-
komst van de natuurlijke materialen verande-
ren, granulaten doen hun intrede, mogelijke 
ver vuilingen komen aan de orde net als het 
ontwerpen van de meest dichte korrelpakking.
Vloeistofdichtheid
Vloeistofdichtheid van beton is jarenlang een 
dankbaar onderwerp geweest. Begin jaren 
negentig krijgen onder andere de chemische 
industrie, garagebedrijven, tankstations en 
opslagplaatsen voor autowrakken te maken 
met strenge milieuregelgeving. Op initiatief 
van het ministerie van VROM worden krachten 
gebundeld om te komen tot objectieve techni-
sche grondslagen, beoordelingsrichtlijnen en 
kennisdocumenten. Het Plan Bodembescher-
mende Voorzieningen is het platform en Beto-
niek beschrijft in meerdere edities de belang-
rijke rol die het materiaal beton speelt bij de 
bescherming van het milieu.
Schademechanismen
Een ander belangrijk thema wordt gevormd 
door de diverse schademechanismen. Beton 
wordt gezien als robuust en onverwoestbaar, 
maar er zijn vele schademechanismen te 
benoemen waardoor beton, of de betoncon-	
9	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   9	03-02-20   14:36
structie, uiteindelijk kan bezwijken als geen 
grondig onderhoud noodzakelijk is. Als het om 
de constructie gaat, is corrosie van wapening 
het belangrijkste mechanisme. De editie 'Car-
bonatie en corrosie' (8/22) beschrijft de 
belangrijke functie die de betondekking in de 
constructie ver vult. Betonrot, roestende 
wapening van beganegrondvloeren en galerij-
platen werd zelfs een maatschappelijk thema, 
maar veel meer was er sprake van een gebrek-
kige uitvoering en 'rot beton'. Toch zijn er wel 
degelijk schademechanismen waar in het 
(mengsel)ontwerp rekening mee moet worden 
gehouden: de alkali-silicareactie (ASR (  g. 
6)), de inwerking van sulfaten en zuren en aan-
tasting door vorst in combinatie met dooizou-
ten. Betoniek heeft ze allemaal meerdere 
keren onder handen gehad. En niet onbelang-
rijk, handvatten gegeven om schade aan de 
constructie te vermijden.
Scheur vorming
Nog een dankbaar thema dat regelmatig wordt 
behandeld: scheur vorming in beton. Er is geen 
onderwerp dat op de bouwplaats tot meer dis-
cussie leidt dan een scheur in de betoncon-
structie. (Alhoewel verwerkbaarheid is er ook 
zo één). Vaak draait het hier om een schuld-
vraag; kortom, wie betaalt de rekening voor de 
reparatie? Maar is dat altijd wel nodig? Gewa-
pend beton is per de  nitie gescheurd, de ont-
werper/constructeur rekent er zelfs mee. Maar 
hoe ontstaat een scheur en is reparatie wel altijd 
nodig? Een scheur ontstaat wanneer de trek-
spanning groter is dan de aanwezige treksterkte 
in het beton. Vaak is het de verhinderde ver vor-
ming van krimp die zorgt voor de spanning. Er 
zijn meerdere vormen van krimp te benoemen 	
en vooral het tijdstip waarop de scheur vorming 
wordt waargenomen zegt veel over de oorzaak. 
Scheur vorming heeft ook geleid tot een iconi-
sche  Betoniek: de Scheurkalender (8/25). Deze 
editie, die frequent op de bouwplaats wordt 
gebruikt om het ontstaan van een scheur te ver-
klaren, geeft een opsomming van mogelijke 
typen (krimp)scheuren: een sedimentatie of 
zettingsscheur, een plastische krimpscheur, 
een thermische krimpscheur, een scheur ten 
gevolge van temperatuurkrimp, een uitdro-
gingsscheur. Veel opties dus. Betoniek schept 
helderheid en geeft ook preventieve aanbeve-
lingen; 'Koelen en Knu  elen' (11/18) is hier van 
een heel mooi voorbeeld.
Delaminatie
'Het antwoord staat in Betoniek' is de al eerder 
gebruikte gevleugelde uitdrukking. Toch is er 
soms een fenomeen waar ook Betoniek moeilijk 
de vingers achter krijgt: delaminatie ofwel de 
losliggende toplaag. Meerdere malen is over de 
aanleg van monoliet afgewerkte vloeren gepu-
bliceerd. In 'Dag- of nachtvlinders?' (11/27) 
wordt zelfs een aangepaste meetmethode 
geïntroduceerd. Het heeft het schadebeeld tot 
op heden niet kunnen voorkomen. 'Delaminatie 
maakt nog steeds veel los' is een zeer recent 
artikel in Betoniek Vakblad (2019/3). Door 
'Forensic engineering' toe te passen is getracht 
de oorzaak van het loslaten boven water te krij-
gen: een combinatie van betonspecie-eigen-
schappen en de verwerking.
Uitvoering
Ver volgens is het een klein stapje naar de uit-
voering van beton. Vanaf het begin is de redac-
tie zich bewust dat alleen de mengselsamen-
stelling niet zaligmakend is. Het samenspel 
tussen de uitvoerder en betontechnoloog is 
minstens zo belangrijk. Veel aandacht gaat dus 
uit naar de verwerking van de betonspecie, de 
verschillende verwerkingstechnieken en de 
verharding op de bouwplaats. Met Betoniek in 
de hand wordt de uitvoerder geleerd dat het 
ver vaardigen van een betonconstructie niet 
ophoudt bij het storten en verdichten van 
beton. Daarna begint misschien wel de meest 
ondergewaardeerde maar o zo belangrijke 
periode van nabehandeling. Nabehandeling 
gekoppeld aan sterkteontwikkeling kost tijd, 
kostbare tijd die een aannemer niet nodeloos  wil laten verstrijken.
We monitoren de sterkteontwikkeling in de 
constructie van uur tot uur. Dankzij de methode 
gewogen rijpheid, de digitalisering en het 
internet wordt de uitvoerder via zijn smart-
phone geïnformeerd of de bekisting er af kan of 
dat de voorspanning mag worden aangebracht.
En of het nu gaat om de ver vaardiging van 
diepwanden (9/13), het pompen van beton 
(9/14) van het spuiten van beton (14/1), het 
storten van betonspecie onder water (12/1) tot 
uiteindelijk het 3D-printen (Betoniek Vakblad 
2018/2 en deze editie 2020/1), Betoniek pro-
beert altijd vanuit zijn kennis over de verwer-
king de prestatie van 'lab-crete' te vertalen 
naar 'real-crete'.
Met de introductie van Betoniek Vakblad is 
weer een nieuw terugkerend hoofdstuk aan het 
platform toegevoegd: de bekisting, het nega-
tief van de uiteindelijke weergave. Knappe 
staaltjes bekistingstechniek zijn de afgelopen 
jaren langsgekomen; de OV-Terminal in Arn-
hem (2014/2), 12.000 m	
2 dubbelgekromde 
bekisting (2014/3), uitdagende overstekken 
(2018/4) (  g. 7) zijn zomaar een paar voor-
beelden van hoe het gedachtegoed van de 
architect uiteindelijk kan worden gerealiseerd 
door goed doordachte oplossingen en gebruik-
makend van grensverleggende bekistings- en 
ondersteuningstechnieken. En wat te denken 
van de indrukwekkende hijsloods, toegepast 
bij de Zalmhaven (2019/4) voor de hoogste 
woontoren van de Benelux, leesvoer voor 
onder de kerstboom.	
Regelgeving
Het is niet het spectaculairste onderwerp, maar 
wel onontbeerlijk: regelgeving. Niet alleen 
grondsto  en en kennis ontwikkelen in de tijd, 
ook de regelgeving is in beweging. Nieuwe 
inzichten worden in regelgeving vastgelegd en 
met name de ontwikkeling van de Europese 
norm voor betontechnologie, EN 206, is aanlei-
ding geweest voor meerdere verklarende edi-	
6  Een Alkali-silicareactie (ASR)	
" Het  samen spel  tussen  uitvoerder en beton- 
technoloog is minstens 
zo belangrijk"	
10	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   10	03-02-20   14:37
ties van Betoniek. 'Milieuklassen van 8 naar 18' 
(13/3) en 'Geef me de vijf!'(13/22) helpen de 
betontechnoloog op weg door deze, toch wel, 
taaie kost. Een pluspunt is dat de redactie deze 
saaie onderwerpen visueel zichtbaar heeft 
weten te maken aan de hand van verklarende 
posters. Jarenlang hebben twee posters, met 
als onderwerp respectievelijk de Europese 
Cementnorm EN 197-1 en een toelichting op de 
18 Exposure Classes vanuit de EN 206-1, de 
wanden van menig bouwkeet gesierd.
Beton en milieu
Nu we het toch over de Exposure Classes heb-
ben, 'Beton en Milieu' (10/25) is ook een regel-
matig terugkerend thema. De betontechnoloog 
weet niet anders dan dat hij zijn betonmeng-
sels ontwerpt met het oog op het milieu. Aan 
de hand van de regelgeving zijn voor de ver-
schillende expositieklassen randvoorwaarden 
voor de betonsamenstelling vastgelegd en is 
beton 'gewapend' tegen de milieu-invloeden 
van buitenaf. Tegelijkertijd wordt beton ook 
ingezet als beschermer van het milieu; beton 
beschermt ons tegen het wassende water, 
beton werkt als afscherming tegen straling, 
beton werkt als bodembescherming tegen 
koolwaterstofverbindingen en mest.
Anno nu, met in het achterhoofd het tussen 
stakeholders afgesloten Betonakkoord, is de 
stemming volledig omgeslagen. Gedreven 
door dit Betonakkoord lijken opdrachtgevers 
steeds meer in de richting af te drijven dat het 
milieu moet worden beschermd tegen beton. 
Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Beton 
mag natuurlijk nog wel, maar dan wel het liefst 
zonder (of zo weinig mogelijk) portland-
cementklinker. Natuurlijk, opwarming van de 
aarde moeten we serieus nemen, maar 
momenteel lijken we wel erg door te draven; 
duurzaamheid mag nooit ten koste gaan van 
levensduur. Gelukkig raken de redactieleden 
de weg niet kwijt maar blijven zij geloven in het 
prachtige materiaal beton dat vooralsnog 
onver vangbaar is als constructiemateriaal voor 
welzijn en veiligheid.
CURSUS BETONTECHNOLOGIE?
Terugkijkend op dit artikel lijkt het wel op een 
verkorte cursus betontechnologie. Eigenlijk 
kan dat ook niet anders. Betoniek is een ken-
nisplatform waarbij soms oude kennis wordt 	
7  De overstekken van het Nhow Hotel in Amsterdam, bron: OMA Architects
opgepoetst maar vooral ook nieuwe kennis 
wordt uitgelegd en toegelicht. De aandachtige 
lezer van Betoniek weet dat hij bijblijft in de  zich steeds maar weer ontwikkelende wereld 
van betontechnologie en uitvoering. En laten 
we dat met zijn allen nog jaren volhouden. 
Geraadpleegde bronnen
Betoniek 1/1 ? Cement
Betoniek en
Betoniek 1/10 ? Korrelverdeling van toeslagmateriaal
Betoniek 
3/11 ? Ontwerp Cementnorm NEN 3550
Betoniek ceerders
Betoniek 5/2 ? NEN 3550:Cement ? De  nities, eisen en 
keuring
Betoniek 8/11 ? Grindver vangend toeslagmateriaal
Betoniek  8/25 ? Scheurkalender
Betoniek 9/13 ? Cement-bentoni et
Betoniek 9/14 ? Pompen van beton
Betoniek 10/25 ? Beton en Milieu
Betoniek 11/13 ? Naar 100% granulaat?
Betoniek 11/18 ? Koelen en Knu  elen
Betoniek 11/20 ? 2000 Jaar Beton
Betoniek 11/27 ? Dag- of nachtvlinders? Betoniek 12/1 ? Onderwaterbeton boven water
Betoniek 12/20 ? Hocuspocus
Betoniek 13/3 ? Milieuklassen van 8 naar 18
Betoniek 13/22 ? Geef me de vijf!
Betoniek 14/1 ? Spuiten van beton
Betoniek Standaard 16/21 ? Op de korrel
Betoniek Standaard 16/29 ? Witte rook
Betoniek Vakblad 2014/2 ? Complexe vormen ter plaatse 
gestor t
Betoniek Vakblad 2018/2 ? Betonprinten wordt 
volwassen
Betoniek Vakblad 2019/3 ? CO	
2-reductie: opties voor 
cement
Betoniek Vakblad 2019/4 ? Zalmhaven, bouw- en 
sloopveiligheid	
11	 VAKBL AD   	  1  2020	
1. 50 jaar Betoniek.indd   11	03-02-20   14:38                  
                 
                  Hoe pak je dat nu aan, zo’n terugblik? Welke onderwerpen moeten aan bod komen? Neem alleen al de ontwikkeling van Betoniek zelf. Op initiatief van de Verkoop Associatie (VA) Nederlandse Cementindustrie verschijnt in januari 1970 de eerste editie van Betoniek (fig. 1). Het voornaamste doel was, en dat geldt nog steeds, het kennisniveau over het materiaal beton te verhogen van iedereen die daarmee in aanraking komt. De ambitie is om tienmaal per jaar een editie op de deurmat te laten vallen.
" Begin jaren tachtig komt een alternatief in beeld: de inzet van gebroken betonpuin- en menggranulaat"
 
Kenmerkend van dit nieuwe vakblad is dat per editie slechts één onderwerp wordt aangesneden. Het betreffende onderwerp wordt vervolgens beschreven en beoordeeld aan de hand van de op dat moment beschikbare kennis. Een vier man sterke redactie, ieder een autoriteit op het vakgebied, begint aan een avontuur. Die vier man hebben niet kunnen bevroeden dat vijftig jaar na dato het vakblad nog steeds springlevend is. Maar het is inmiddels wel op een andere manier georganiseerd; Betoniek wordt tegenwoordig uitgegeven door een professionele uitgever Aeneas Media. Bovendien heeft Betoniek er in 2013 een zusje bij gekregen. En, zoals dat binnen een goede familie betaamt, met dezelfde naam: Betoniek. Het verschil? De originele verschijning van Betoniek heet nu Betoniek Standaard en beperkt zich nog steeds tot één onderwerp, geschreven en unaniem gevalideerd door de redactie. Het zusje, Betoniek Vakblad, bevat per nummer meerdere artikelen, gaat vaker in op betonuitvoering en geeft meer ruimte aan opinies en discussie. Een deskundige redactie zorgt ervoor dat de artikelen niet echt de bocht uit vliegen. En in de huidige tijd mogen een website (fig. 2) en nieuwsbrief natuurlijk ook niet ontbreken. Een schat aan beton(technologische) artikelen vormt het hart van dit kennisplatform. Maandelijks is er ruimte voor een blogger om een beschouwende of prikkelende column te schrijven. Hierbij wordt de lezer uitgedaagd zijn mening te geven. Kortom, de oorspronkelijke redactie van vier man is geëvolueerd tot een team van ruim twintig betonexperts die met regelmaat de pen pakken om hun kennis aan het papier toe te vertrouwen en/of online hun kennis te delen. Jaren geleden ontstaat spontaan een stelling die tot op de dag van vandaag nog niet aan kracht heeft ingeboet. Zit je met een betontechnologische of betonuitvoeringstechnische vraag, het antwoord staat in Betoniek. Tot zover de ontwikkeling en organisatie van het kennisplatform de voorbije decennia. Maar hoe zit het vakinhoudelijk, is het materiaal beton de afgelopen vijftig jaar veranderd? Beton is per definitie een samenstel van steenachtig toeslagmateriaal ‘aan elkaar geplakt’ door een bindmiddel. Is het bindmiddel bitumen, dan spreken we van asfaltbeton, kortweg asfalt. Is het bindmiddel een mengsel van cement en water, dan spreken we van cementbeton, kortweg beton. Maar is het beton van toen nog wel vergelijkbaar met het beton van nu? Eén ding is zeker: het aanbod van grondstoffen is veranderd en ook de kennisontwikkeling heeft niet stilgestaan. Betoniek heeft het allemaal gevolgd.
                   
Reacties