In 2015 is door Rijkswaterstaat, ProRail, de grote GWW-aannemers en de cement- en betonindustrie besloten om gezamenlijk onderzoek te verrichten naar de oorzaken van mosaangroei op beton, en naar de relatie tussen mosaangroei en betonaantasting. De eigenschappen van het betonoppervlak blijken hierbij een grote rol te spelen. In dit artikel worden de belangrijkste bevindingen weergegeven.              
                
             
                              
                                      
                      In 2015 is door Rijkswaterstaat, ProRail, de grote GWW-aanne-
mers en de cement- en betonindustrie besloten om gezamenlijk 
onderzoek te verrichten naar de oorzaken van mosaangroei op 
beton, en naar de relatie tussen mosaangroei en betonaantas-
ting. De eigenschappen van het betonoppervlak blijken hierbij 
een grote rol te spelen. In dit artikel worden de belangrijkste 
bevindingen weergegeven.	
Opzet onderzoek
Voor uitvoering van dit onderzoek werd 
een onderzoekscommissie gevormd 
met vertegenwoordigers van de eerder
genoemde partijen (Rijkswaterstaat, 
ProRail, de grote GWWaannemers en 
de cement en betonindustrie). De 
commissie is aangevuld met twee biolo
gen en twee hoogleraren van de TU 
Delft. De onderzoekscommissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een 
rapport dat tijdens de Betondag op 17 
november 2018 werd gepresenteerd en 
vrijgegeven. Het rapport kan worden 
gedownload vanaf de website van 
CROW.
De onderzoekscommissie heeft zich 
eerst uitvoerig verdiept in literatuur 
over het fenomeen biologische aangroei van beton, waaronder het in 2016 
gepubliceerde rapport van Stutech over 
dit onderwerp [1, 2]. Op basis van deze 
literatuur en algemene beschouwingen 
zijn hypotheses opgesteld die aangroei 
en aantasting zouden kunnen verklaren. 
Vervolgens is een lijst van te onderzoe
ken aspecten vastgesteld. Voor dit ver
kennend onderzoek zijn zogenoemde 
kniplocaties geselecteerd: locaties waar
bij er op het betonoppervlak een 
scherpe scheiding is tussen wel en niet 
met mos begroeid beton (foto 2). De 
locaties zijn zo gekozen dat er sprake is 
van spreiding in regio's, ouderdom, 
oriëntatie en type knipsituatie.	
In totaal zijn bij 15 locaties in Neder
land kernen uit betonconstructies 
geboord, waarbij er bij 12 locaties 
sprake was van een knip en aan weers
zijden van de knip is geboord. Bij één 
van de drie locaties zonder knip zijn 	
Resultaten onderzoek oorzaken mosaangroei 
en relatie tussen mosaangroei en betonaantasting
Mosaangroei en 
betonaantasting
auteurs  dr.ing. Angelo Sarabèr MSc Vliegasunie, ir. Edwin Vermeulen MBA Betonhuis
12	 VAKBLAD  	I 
1   2019	
2 betonaantasting.indd   12	15-04-19   09:52
ook op twee plaatsen kernen geboord, 
zodat het totaal aantal monsters 28 
bedroeg.
Bij de analyse van de resultaten zijn de 
locaties als volgt ingedeeld:
? Alocatie
   een knip onder identieke omgevingscondities (7 locaties);
? Blocatie
    een knip waarbij er verschil is in  omgevingscondities tussen de met 
mos begroeide zijde en de niet met 
mos begroeide zijde. Het gaat hierbij 
om remmende factoren aan de niet 
met mos begroeide zijden: uitloging 
van zware metalen als zink afkomstig 
van een hek, het ontbreken van vocht 
of de aanwezigheid van dooizouten 
(5 locaties);
? Clocatie
   geen mosaangroei (geen knip; 3  locaties). Bij de kniplocaties is het monster van de 
met mos begroeide zijde aangeduid 
met X en de niet met mos begroeide 
zijde met Y.
Het onderzoek bij de kniplocaties is, 
met ruim 200 parameters per monster, 
zeer uitvoerig geweest. Desalniettemin 
betreft het hier nadrukkelijk slechts een 
verkennend onderzoek. Bij mosaan
groei spelen zeer veel parameters een 
rol. Relevante aspecten, zoals de beton
samenstelling en de uitvoeringscondi
ties, kunnen achteraf niet goed vastge
steld worden. Daarnaast betreft het 
onderzoek een momentopname, terwijl 
de aangroei een proces is dat zich over 
jaren uitstrekt. Zo moet ook worden 
bedacht dat een nu zichtbare knip over 
enkele jaren wel eens niet meer zicht
baar zou kunnen zijn, doordat op ter
mijn de niet met mos begroeide zijde 
ook begroeid zou kunnen raken.	
Inhoud onderzoek
De mossen en boorkernen zijn in labo
ratoria onderzocht. Dit onderzoek 
bestond met name uit de volgende 
onderdelen:
1   Bepaling van de chemische samen
stelling van de aangetroffen mossen. 
Doel hiervan was te bekijken of en in 
welke mate voedingsstoffen en meta
len vanuit het beton of de omgeving 
in de mossen terechtkomen.
2   Bepaling van de chemische en mine ralogische samenstelling van het 
beton, zowel aan het oppervlak als 
van het diepergelegen beton.
3   Bepaling van het wateropnemend en  het watervasthoudend vermogen van 
het beton, zowel van de randzone 
(050 mm) als van het diepergelegen 
beton (100150 mm onder het 
beton oppervlak). Dit is een maat 
voor de porositeit en permeabiliteit 
van het beton.
4   Microscopisch onderzoek van zowel  de randzone als het diepergelegen 
beton.
De onderzoeken zijn uitgevoerd door 
BWARE (1), TCKI (2 en 3), PELCON (4) 
en TU Delft (4). In aanvulling hierop is  door een groep experts bij alle locaties, 
zowel voor de met mos begroeide zijde 
(X) als voor de niet met mos begroeide 
zijde (Y), de mate van aantasting visueel 
beoordeeld. Hierbij is beoordeeld of er 
sprake is van meer of minder aantasting 
in vergelijking met wat gebruikelijk mag 
worden verwacht voor een betoncon
structie met betreffende ouderdom. Er 
is hierbij overigens geen rekening 
gehouden met de toegepaste beton
kwaliteit (sterkteklasse/milieuklasse), 
omdat hiervan in veel gevallen geen 
betrouwbare gegevens achterhaald 
konden worden.
Alle onderzoeksresultaten samen vor
men een omvangrijke matrix van 28 
monsters en ruim 200 parameters. Voor 
de analyse van deze omvangrijke data
base heeft de onderzoekscommissie 
zich laten assisteren door een data 
analist (Nynke ter Heide van Vidabo).
De grote hoeveelheid parameters in 
verhouding tot het aantal locaties 
bracht het risico met zich mee dat er 
correlaties gevonden zouden worden 
zonder daadwerkelijk causaal verband. 
Hiermee is echter rekening gehouden, 
onder andere door bij een correlatie 
steeds te kijken naar vergelijkbare para
meters waarvoor ook een correlatie 
verwacht zou mogen worden.
De chemische samenstelling van de 
mossen, grondig ontdaan van eventu
ele cementresten, is bepaald door mid
del van ICP. De gehalten aan koolstof en 
stikstof zijn bepaald middels verhitting 
en gasanalyse 
(CNSanalyseapparatuur).
De bepaling van de chemische samen
stelling van het beton is uitgevoerd 
door middel van zowel röntgenfluores
centie (XRF) als inductief gekoppeld 
plasma (ICP) na totaalontsluiting. De 
mineralogische samenstelling is 
bepaald met röntgendiffractie (XRD) en 
voor wat betreft het gehalte aan calci
umcarbonaat en calciumhydroxide ook 
met behulp van thermogravimetrische 
analyse (TGA). Bepaling van in water 	
1 
Mosaangroei op en 
aantasting van beton. 
De zwarte laag is een 
biofilm, een verzame
ling van bacteriën, 
algen en schimmels 
ingebed in een door 
deze microorganis
men geproduceerde 
slijmlaag. De aanwe
zige mossen betreffen 
de gewone muisjesmos 
(grimmia pulvinata), 
een zeer algemeen 
voorkomende mos
soort. Op de voorgrond 
is een gelige korstmos 
zichtbaar	
Verantwoording
Dit artikel is geschreven op persoon
lijke titel en is geen weergave of sa
menvatting van het rapport van de 
Onderzoekscommissie Betonaantas
ting en vertegenwoordigt ook niet de 
mening van alle leden van de onder
zoekscommissie.	
13	 VAKBLAD  	I 
1   2019	
2 betonaantasting.indd   13	15-04-19   09:52
oplosbare componenten (nitraat, 
ammonium en fosfaat) is uitgevoerd 
met behulp van ionenuitwisselings
chromatografie (IC).
Het wateropnemend en watervasthou
dend vermogen van het beton is onder
zocht door een schijf van 50 mm van 
een boorkern 24 uur te drogen in een 
geventileerde droogstoof bij 37 °C, te wegen, 24 uur onder water te bewaren 
en vervolgens weer 24 uur te drogen bij 
37 °C. Bij de tweede droging werd het 
gewicht bepaald na 0, 1, 2, 4, 8 en 24 
uur. Deze werkwijze leverde diverse 
parameters op die betrekking hebben 
op het vochtgedrag van het beton, 
zowel in de randzone als voor het die
pergelegen beton. In het vervolg van 
dit artikel gaat het vooral over de water
afgifte na 24 uur, dus de hoeveelheid 
water die het beton verliest gedurende 
24 uur drogen.	
Resultaten
Het voert in dit artikel te ver om alle 
onderzochte mogelijke relaties tussen 
beton, omstandigheden, mosaangroei 
en aantasting te behandelen. We beper
ken ons daarom tot de relatie tussen 
waterafgifte van het beton en opgetre
den mosgroei, aantasting van het beton 
en opgetreden mosgroei en enkele ove
rige waarnemingen.
Waterafgifte
Op alle 7 A
locaties (dus de locaties met 
identieke omgevingscondities aan 
weerszijden van de knip) is de wateraf
gifte (maat voor de porositeit en de per
meabiliteit) in de randzone aan de met 
mos begroeide zijde (X) groter dan aan  de niet met mos begroeide zijde (Y). In 
figuur 3 [4] is dit weergegeven door 
voor de A
locaties de X  en Yresultaten 
per locatie met elkaar te verbinden. Het 
verschil in waterafgifte blijkt dus bepa
lend voor het wel of niet ontstaan van 
mosaangroei. Uit figuur 3 blijkt ook dat 
het hierbij niet gaat om het absolute 
niveau van de waterafgifte, maar uitslui
tend om het relatieve verschil tussen de 
X  en Y zijde. Er is immers geen absolute 
relatie gevonden tussen waterafgifte en 
mosaangroei. Dit kan worden verklaard 
uit het gegeven dat er ook tal van 
andere factoren een rol spelen bij de 
mosaangroei, zoals de mate van zon
instraling (beschutte plaatsen blijven 
langer vochtig en zullen daardoor eer
der begroeien) en de beschikbaarheid 
van voedingsstoffen. Duidelijk is wel dat 
de waterafgifte, en dus de porositeit en 
permeabiliteit van het beton, een bepa
lende factor is bij mosaangroei.
De in de randzone bij de A locaties 
gevonden verschillen in waterafgifte 
tussen X en Y zijn echter niet terugge
vonden bij het kernbeton (fig. 4). 
Slechts bij één locatie zien we bij de niet 
met mos begroeide zijde (Y) wel een 
iets lagere waterafgifte, maar bij deze 
locatie is er een afwijkende betonkwali
teit toegepast.	
Leden Onderzoekscommissie  
Betonaantasting
De onderzoekscommissie bestond uit de volgende leden:
?   Paul Oortwijn (Oortwijn Consult; onafhankelijk voorzitter)
?   Jeannette van den Bos (BAM)
?   Klaas van Breugel (TU Delft; wetenschappelijke toetsing)
?   Leo Dekker (Mebin)
?   Henriëtte Dikmans (Cugla)
?   Hans Galjaard (VolkerInfra)
?   Bart Hendrix (Rijkswaterstaat; mede namens ProRail)
?   Aad van der Horst (TU Delft; wetenschappelijke toetsing)
?   Ad van Leest (CROW; secretaris vanaf 2018)
?   Marc Ottelé (Heijmans)
?   Angelo Sarabèr (Vliegasunie)
?   Edwin Vermeulen (Cement&BetonCentrum)
?   Laurens Sparrius (BLWG; bryoloog)
?   Henk Jonkers (TU Delft; bioloog)
?   Cindy Vissering (Betonhuis; secretaris/rapporteur SBRCUR
net / CROW)
?   Hans de Vries (Rijkswaterstaat; mede namens ProRail)
2 	 
Voorbeeld van een 
kniplocatie. Aan de 
bovenzijde is er sprake 
van mosgroei. Aan de 
onderzijde is er wel 
sprake van een vervuild 
oppervlak (biofilm), 
maar is er geen mos
groei	
14	 VAKBLAD  	I  1   2019	
2 betonaantasting.indd   14	15-04-19   09:52
Bij de Blocaties zien we geen structu
reel verschil in waterafgifte tussen de X 
en de Y zijde. Het ontstaan van een knip 
is bij deze locaties verklaarbaar uit een 
verschil in omgevingscondities, zoals de 
aanwezigheid van remmende stoffen 
(zink en zout) of de afwezigheid van 
water. We kunnen hieruit ook conclude
ren dat de relatief hoge waterafgifte van 
de met mos begroeide zijde bij de 
A locaties niet veroorzaakt is door het 
mos.
Bij een aantal monsters is op basis van 
microscopisch onderzoek vastgesteld 
dat het toegepaste bindmiddel een 
combinatie is van hoogovencement 
(waarschijnlijk CEM III/B) en vliegas. De 
resultaten van deze monsters zijn in 
figuur 3 en 4 roodgemarkeerd. Van 
deze monsters is de waterafgifte in de 
randzone opvallend hoog, terwijl de 
waterafgifte van het kernbeton verge
lijkbaar is met de monsters zonder 
vliegas. De porositeit/permeabiliteit bij 
deze monsters is dus hoger. Hiervoor 
zijn twee verklaringen mogelijk. Ten 
eerste zijn deze mengsels, vanwege de 
trage sterkte ontwikkeling, extra afhan
kelijk van een effectieve nabehandeling 
voor het realiseren van een dichte rand
zone. Daarnaast zijn deze specifieke 
mengsels, door het lage klinkergehalte, 
gevoeliger voor carbonatatie [3]. Door 
de lagere kalkbuffer reageert niet alleen 
de calciumhydroxide maar ook de cal
cium in de CSH gel, de belangrijkste 
component van de cementsteen, met 
CO	
2. De CSH gel wordt hierdoor lang
zaam omgezet in een soort silicagel, die 
poreuzer en zwakker is dan de oor
spronkelijke CSH gel. Omdat de water
afgifte van deze mengsels in de rand
zone ook aan de Y zijde relatief hoog 
zijn, lijkt dit mechanisme een belang
rijke rol te spelen.
Aantasting
Bij 9 van de 12 kniplocaties was de met 
mos begroeide zijde meer aangetast 
dan de niet met mos begroeide zijde. 
Bij 2 locaties is er geen verschil gecon
stateerd en bij 1 locatie was de met mos 
begroeide zijde juist minder aangetast.  Mosaangroei lijkt aantasting dus te ver
snellen. Dit kan verklaard worden door 
het gegeven dat mossen het betonop
pervlak langer vochtig zullen houden, 
waarmee er meer kans is op aantasting 
als gevolg van vorst
dooiwisselingen.
Een aantasting door de inwerking van 
door micro organismen geproduceerde 
zuren kon niet worden aangetoond, 
maar hier is ook niet gericht onderzoek 
naar verricht.
Uit figuur 3 blijkt dat vooral het abso
lute niveau van de waterafgifte bepa
lend is voor de mate van aantasting  (vergelijk het linker
 en rechterdeel van 
de grafiek).
Overige waarnemingen
Er is geen relatie gevonden tussen de 
hoeveelheid mosgroei en het bouwjaar 
van de constructie (fig. 5). Hierbij moet 
wel worden opgemerkt dat er relatief 
weinig oude constructies zijn onder
zocht, zodat een relatie niet kan wor
den uitgesloten.
Er is eveneens geen relatie gevonden 
tussen mosaangroei en (groeirem
mende of groeibevorderende) stoffen in 	
waterafgifte  24 uur ra ndzone [% m/m]	
= CEM  III
= CEM  III + vliegas
? = A locaties
aa ntasting conform  verwachting	aantasting meer dan  verwacht
X [mo s]   Y [geen mos]  X [mo s ]  Y [geen mos]
3,00
2,50
2,00
1,50
1,00
0,50
0,00	
X [mo
s]   Y [geen mos]  X [mo s ]  Y [geen mos]	
waterafgifte  24 uur ker nbeton [% m/m]	
= CEM  III
= CEM  III + vliegas
? = A locaties
aantasting conform verwac hting	aantasting meer dan verwacht
3,00
2,50
2,00
1,50
1,00
0,50
0,00	
3 	 
Relatie tussen waterafgifte van de randzone (maat voor porositeit en permeabiliteit), mosaangroei 
en aantasting. Bij de beoordeling van de aantasting is geen rekening gehouden met de beton
kwaliteit maar uitsluitend met de ouderdom van het beton [4]. 
Voor de Alocaties (identieke omgevingscondities) zijn per locatie de resultaten voor X (bemoste 
zijde) en Y (nietbemoste zijde) met elkaar verbonden	
4 	 
Relatie tussen waterafgifte van het kernbeton (maat voor porositeit en permeabiliteit), mosaan
groei en aantasting. Bij de beoordeling van de aantasting is geen rekening gehouden met de beton
kwaliteit maar uitsluitend met de ouderdom van het beton. 
Voor de Alocaties (identieke omgevingscondities) zijn per locatie de resultaten voor X (bemoste 
zijde) en Y (nietbemoste zijde) met elkaar verbonden	
15	 VAKBLAD  	I  1   2019	
2 betonaantasting.indd   15	15-04-19   09:52
het beton. Gezien het beperkte aantal 
waarnemingen kan ook hier een ver
band niet met zekerheid worden 
uitgesloten.
Evaluatie
Bij het onderzoek aan de mossen en de 
boorkernen is een zeer breed scala aan 
parameters meegenomen. Het idee 
daarbij was dat daardoor geen (onvoor
zienbare) verbanden op voorhand wer
den uitgesloten. Het relatief beperkt 
aantal locaties bracht met zich mee dat 
soms een verband werd gevonden, 
waarbij vanuit de kennis van de com
missie werd vastgesteld dat het geen 
causaal verband was. Er is bijvoorbeeld 
een correlatie gevonden tussen het ele
ment mangaan (Mn) en waterafgifte. 
Het verband is echter nietcausaal: een 
hoog gehalte Mn is een indicator voor 
een laag klinkergehalte en daarmee 
voor een mengsel dat gevoeliger is voor 
nabehandeling. Op deze wijze zijn alle 
verbanden nagegaan. Uiteindelijk bleek  dat er geen tegenstellingen in de 
gevonden verbanden waren.
De belangrijkste bevindingen zijn a) de 
relatie tussen de waterafgifte van de 
randzone en mosgroei/aantasting en b) 
de ontbrekende relatie tussen de water
afgifte van het kernbeton en mosaan
groei/aantasting. Dit geeft aan dat de 
samenstelling (verhouding grondstof
fen en samenstelling van de grondstof
fen) op zichzelf geen mosgroei veroor
zaakt, maar dat de fysische 
eigenschappen van het oppervlak bepa
lend zijn (permeabiliteit, porositeit). Uit 
de betontechnologie weten we dat 
aspecten als ontmenging, uitdroging 
tijdens het verhardingsproces en carbo
natatie van klinkerarme cementen, de 
porositeit en permeabiliteit van de 
randzone kunnen vergroten. We weten 
ook dat daarmee de betonsamenstel
ling van belang is in relatie tot de 
gevoeligheid voor ontmenging en 
vroege uitdroging. Tel daarbij op de mogelijke effecten van de omgeving, 
zowel in relatie tot uitdroging van 
beton (nabehandeling) als in relatie tot 
mosgroei, en we komen tot drie hoofd
factoren in relatie tot mosgroei op 
beton (fig. 6): de gekozen betonsamen
stelling, de effectiviteit van de nabehan
deling en de omgevingscondities.
Belangrijk is op te merken dat vroeger 
in de normen anders werd omgegaan 
met de hoeveelheid aanmaakwater dan 
tegenwoordig: binnen de oude normen 
werd het absorptiewater niet of beperkt 
meegerekend bij het bepalen van de 
water
bindmiddelfactor (wbf). Binnen 
de huidige normen wordt het absorp
tiewater wel meegerekend. Het gevolg 
hiervan is dat bij een normatief gelijke 
wbf de hoeveelheid aanmaakwater 
hoger is geworden; toepassing van 
dezelfde wbf leidt nu tot meer vrij water 
en daarmee tot een hogere porositeit/
permeabiliteit van het beton.	
De belangrijkste conclusie van het ver 
kennende onderzoek is dat de oorzaak 
voor de optredende mosgroei samen 
hangt met de eigenschappen van het 
betonoppervlak en de omgevingsfacto 
ren. Mosgroei wordt mogelijk ook min 
der geremd dan voorheen doordat in de 
afgelopen decennia het milieu steeds 
schoner is geworden (minder uitstoot 
van zware metalen als lood en minder 
uitstoot van verzurende stoffen).
Vervolgonderzoek
Binnen Stutech is de studiegroep 'Biolo
gische aangroei van beton' actief. Doel 
is meer inzicht te krijgen in de relatie 
tussen enerzijds biologische aangroei 
en anderzijds betonsamenstelling en 
gebruik van oppervlaktemiddelen 
(curing compounds, ontkistingsmidde
len en antigraffiti). Daarnaast wordt ook 
getracht effecten van omgevingsfacto
ren op de biologische aangroei mee te 
nemen. Vanwege het benodigde labo
ratorium  en veldonderzoek is voor 
deze studiegroep subsidie aangevraagd 
en gehonoreerd door stichting SKKB 
(zie ook https://www.skkb info.nl/). In 
oktober 2018 zijn hiertoe meer dan 50 	
wate rafgifte  24 uur randzone [% m/m]	
relatieve o uderdom [0 = o udste bouwwerk, 1 = jongste bou wwerk]
= CEM 
III
= CEM  III + vliegas
0 0,2 0,40,6 0,8 1
3,00
2,50
2,00
1,50
1,00
0,50
0,00	
5 	 
Waterafgifte van de randzone als functie van de ouderdom van het beton
effectiviteit
nabehande ling mosgroei
eigenscha ppen betonoppervlak
gekozen
betons amenstel ling omgeving	
6 	 
Relaties tussen de 
drie hoofdfactoren 
die mosgroei op 
beton beïnvloeden	
16	 VAKBLAD  	I  1   2019	
2 betonaantasting.indd   16	15-04-19   09:52
betonplaten gestort. Deze liggen 
inmiddels buiten en veranderingen van 
het oppervlak worden gemonitord.
Ook wordt een studiegroep 'Nabehan-
deling van beton' ingesteld. Deze zal 
zich richten op het verkrijgen van meer 
inzicht in de relatie tussen de betonsa-
menstelling, de omgevingscondities en 
de nabehandeling (gekozen methode 
en duur van de behandeling) enerzijds 
en de uiteindelijk gerealiseerde beton-
kwaliteit van het oppervlak anderzijds.
Aanbevelingen
Uit het laboratoriumonderzoek en de 
bestudeerde literatuur zijn de volgende 
aanbevelingen naar voren gekomen:
?   Wees in verband met het voorkomen 
van mosaangroei vooralsnog terug-
houdend met het toepassen van 
curing compounds en wees zuinig 
met het gebruik van bekistingsoliën. 
Deze producten zijn mogelijk een 
voedingsbodem voor micro-organis-
men, waardoor er op het beton-	
oppervlak versneld een biofilm kan 
ontstaan. Deze is op zijn beurt weer 
een voedingsbodem voor beginnende 
mosaangroei. Er moet uiteraard wel 
grondig worden nabehandeld.
?   Werk waar mogelijk het oppervlak zo 
glad mogelijk af en zorg voor vol-
doende afschot om stagnerend 
regenwater te voorkomen.
?    Vermijd toepassing van beton met 
een hoge water-bindmiddelfactor. 
Wees ook terughoudend met de toe-
passing van mengsels met extreem 
lage klinkergehalten (minder dan 
25%).
?    Wanneer er sprake is van mosaan-
groei moet deze (mechanisch)   
worden verwijderd.
Tot slot
Het lijkt ergens teleurstellend dat er uit 
het zeer uitvoerige onderzoek slechts 
één concrete conclusie kan worden 
getrokken: de porositeit en permeabili-
teit van de randzone is bepalend voor 
zowel mosaangroei als aantasting. Maar  op basis van het onderzoek kunnen ook 
veel potentiële factoren worden uitge-
sloten. En bovendien weet de beton-
technoloog hierdoor waar hij op moet 
sturen om de risico's op mosaangroei te 
verkleinen: grondig nabehandelen en 
een lage water-bindmiddelfactor hante-
ren! Dit waren altijd al de belangrijkste 
parameters voor de levensduur van 
beton, maar dus ook voor het nieuwe 
aantastingsmechanisme mosaangroei.	
Literatuur
1
  Stutech rapport 35, Biologische aan-
groei op beton, Stutech, 25 februari 
2017.
2   Vermeulen E., Inzicht in biologische 
aangroei van beton, Betoniek Vakblad  
2016/4.
3   Gulikers J., Vermeulen E., Het span-
ningsveld tussen duurzaamheid en 
levensduur,  Betoniek Vakblad 2018/1.
4   Oortwijn P., Verkennend onderzoek 
naar betonaantasting in combinatie 
met mosaangroei, CROW, 29 oktober 
2018. 	
17	 VAKBLAD  	I  1   2019	
- Atlaspalen
- Franki Omegapalen
- Grondverdringende schroefpalen
  met verloren punt
- Geschroefde stalen buispalen
-  Schroe njectiepalen
- Schroefpalen
- Palenwanden
- Diepwanden
- Mini-heiwerk
- Funderingsherstel Franki Grondtechnieken B.V., opgericht in 1934, 
is een ervaren funderingsaannemer. 
Het bedrijf is gespecialiseerd in het ontwerp en de 
realisatie van  alle mogelijke funderingsconstructies. 
Er wordt onder andere gewerkt aan grote infra projec-
ten, utiliteitsbouw, woningbouw en renovatie. 
Met haar jarenlange expertise kan Franki 
Grondtechnieken een compleet gamma geoptima-
liseerde funderings oplossingen aanbieden. Franki 
Grondtechnieken maakt deel uit van de wereldwijde 
funderingsgroep FrankiFoundations (www.ffgb.be).
Strong foundations, solid future	
Franki Grondtechnieken B.V. 
Laan van Europa 900, 3317 DB Dordrecht, Nederland  |  +31 78 20 62 400 info@franki.nl  |  www.franki-grondtechnieken.com	
2 betonaantasting.indd   17	15-04-19   11:24                  
                 
              
    
    
Reacties
Edwin Vermeulen - Betonhuis 20 maart 2019 18:42
In het artikel wordt beschreven dat mosaangroei de aantasting lijkt te versnellen. Dit kan verklaard worden door het gegeven dat mossen het betonoppervlak langer vochtig zullen houden, waarmee er meer kans is op aantasting als gevolg van vorst-dooiwisselingen. Overigens is aantasting door inwerking van zuren (geproduceerd door de micro-organismen in de microbodem onder de mossen) ook niet ondenkbaar. Nader onderzoek is nodig om te bepalen in welke mate en onder welke omstandigheden mosaangroei tot aantasting leidt, maar afhankelijk van de betonkwaliteit is er zeker niet alleen sprake van een esthetisch probleem. Inderdaad kunnen mossen en korstmossen op beton ook heel fraai zijn en soms wordt aangroei daarom juist gestimuleerd. Er zijn meerdere voorbeelden van gebouwen die gepland zijn begroeid en waarbij, door gebruik van verschillende kwaliteiten/lagen beton, de constructie niet nadelig wordt beïnvloed.
Jhr. Ir. E. F. de Beaufort - De Beaufort Bouwadvies BV 20 maart 2019 14:58
Een goede samenvatting van een doorwrochte onderzoek, kenmerkend voor de hoge kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek in de Nederlandse Civiele Technische wereld. Bravo. Alleen één van de conclusies die ik niet begrijp: 'Wanneer er sprake is van mosaangroei moet deze (mechanisch) worden verwijderd'. Waarom? Ik zie nergens aangetoond dat mosgroei schadelijk is voor beton. Voordat deze conclusie getrokken werd had er een paar andere vraag beantwoord moeten worden: Is hier überhaupt sprake van een probleem? Moeten we mos wel weren? En is aanwezigheid van mosgroei de oorzaak of het gevolg van slechte betonsamenstelling/uitvoering? Is het niet alleen een esthetisch probleem en daarom ook maar subjectief te beoordelen? Ik vind mooie mossen en korstmossen op een betonoppervlak heel elegant, iemand anders vindt het vreselijk. Je zou in deze tijd van steeds groenere gevels zelfs kunnen nadenken over toepassing van beton waarbij mosgroei juist gewenst is! Waar we gevels van gebouwen en civiele werken zien bedekt met groene vlaktes van dik en isolerend mos! Een schakering van prachtige natuurkleuren. Ik zie architecten al jubelen! Hierbij dus de uitdaging aan onze civiele wetenschappers (betontechnologen, afstudeerders?): ontwerp een betonmengsel en/of uitvoeringsvoorschrift waarbij mosgroei op betonoppervlakken kan gedijen. Ontwerp mosminnend beton!