In 2017 zijn naar aanleiding van brandproeven twijfels ontstaan over de brandwerendheid van onbeschermd beton (het zogeheten ROK-beton) in tunnels. Het ROK-beton zou ongevoelig zijn voor spatten, maar dat bleek niet uit de recente brandproeven. Naar aanleiding hiervan zijn door het Kennisplatform Tunnelveiligheid (KPT) vier gesprekstafels geformeerd om de problematiek nader te beschouwen: Bestaande tunnels, Nieuwe tunnels, Onderzoek en Hulpverlening. De gesprekstafels hebben na zo'n drie jaar werk hun
conclusies in 2021 gerapporteerd. In dit artikel wordt de achtergrond van het 'ROK-beton' beschreven, wordt het fenomeen spatten van beton toegelicht en worden de conclusies van de gesprekstafel Onderzoek weergegeven.              
                
             
                              
                                      
                      In 2017 zijn naar aanleiding van brandproeven twijfels ontstaan  
over de brandwerendheid van onbeschermd beton (het zogeheten 
ROK-beton) in tunnels. Het ROK-beton zou ongevoelig zijn voor 
spatten, maar dat bleek niet uit de recente brandproeven. Naar 
aanleiding hiervan zijn door het Kennisplatform Tunnelveiligheid 
(KPT) vier gesprekstafels geformeerd om de problematiek nader te 
beschouwen: Bestaande tunnels, Nieuwe tunnels, Onderzoek en 
Hulpverlening. De gesprekstafels hebben na zo'n drie jaar werk hun 
conclusies in 2021 gerapporteerd. In dit artikel wordt de achtergrond 
van het 'ROK-beton' beschreven, wordt het fenomeen spatten van 
beton toegelicht en worden de conclusies van de gesprekstafel 
Onderzoek weergegeven.
ROK-BETON
Tot medio jaren negentig was spatten van 
beton geen belangrijk aandachtspunt bij 
nieuwbouw van tunnels. Dat veranderde met 
de bouw van de geboorde Westerscheldetun-
nel (1997-2002). Vooral omdat daarin prefab 
beton met een relatief hoge sterkte (en daar-
mee minder en kleinere poriën) zou worden 
toegepast, waardoor er een risico op spatten 
zou kunnen bestaan.
Met onderzoek TNO naar ROK-beton
In opdracht van Rijkswaterstaat werd door 
TNO eerst literatuuronderzoek uitgevoerd 
(BR AWAT-literatuurstudie spatten beton; 
1996) [7]. Ver volgens werden er door TNO 
brandproeven uitgevoerd met beton met hitte -
werende bekleding en met onbeschermd  beton met polypropyleenvezels (BR AWAT II; 
1997-1999).
Tot slot werd gekeken naar afgezonken tun-
nels. Het plafond van afgezonken tunnels werd 
doorgaans voorzien van isolerende bekleding 
om te voorkomen dat de wapening bij een felle 
brand te heet zou kunnen worden, maar de 
wanden (met uitzondering van de bovenkant) 
in de regel niet. Er werd een proef uitgevoerd 
om het spatgedrag te beoordelen van deels 
onbeschermd beton, waarbij een wand van een 
afgezonken tunnel werd gesimuleerd (BR A
-
WAT 3; 2001 [8].
De proef bevestigde wat werd verwacht van 
beton met een normale sterkte: ook het onbe -
schermde beton vertoonde nauwelijks schade. 
Men concludeerde op basis van deze proef dat 
onder gelijke omstandigheden (inclusief het  betonmengsel; 340 kg/m	
3 cement CEM III/B; 
druksterkte na 28 dagen circa 45 MPa) een 
vergelijkbaar resultaat mag worden verwacht 
en het afspatcriterium niet maatgevend is.
Het resultaat van het BR AWAT 3-onderzoek 
werd verwerkt in de richtlijn van Rijkswater -
staat. In de ROK (en daar voor in de ROBK) 
stond dat afspatten van beton niet mag optre -
den; te realiseren door beton te beschermen of 
door het toepassen van een betonmengsel dat 
ongevoelig is voor spatten (eventueel met 
polypropyleenvezels). Dit kon worden aange -
toond door het uitvoeren van brandproeven. In 
de toelichting bij de eis stond echter dat voor 
grindbeton met een sterkteklasse C28/35 met 
maximaal 340 kg/m	
3 hoogovencement is aan-
getoond dat het voldoet (mits de hoofddruk -	
PERSOONLIJKE TITEL
Dit artikel is op persoonlijke titel geschre-
ven en is geen weergave of samenvatting 
van de toelichting op de conclusies die door 
de gesprekstafel Onderzoek is opgesteld.	
Brandwerendheid	 	
TUNNELS
NIEUWE INZICHTEN IN DE RISICO'S OP SPAT TEN  
VAN ONBESCHERMD BETON IN TUNNELS
18	 VAKBL AD   	  1  2022	
Auteur  ir. Edwin Vermeulen MBA, Betonhuis	
BV 1 2022-3_Brand.indd   18BV 1 2022-3_Brand.indd   18	26-04-22   10:1826-04-22   10:18
spanning aan het opper vlak niet hoger is dan 
10 MPa). Indien het betreff  ende onderzoek 
(TNO-rapport BR AWAT 3) [8] werd gebruikt 
om aan te tonen dat een mengsel voldeed, 
mocht de maximale waarde voor de 28-daagse 
kubusdruksterkte maximaal 45 MPa zijn.
Ver volgens werd jarenlang in tunnels het 
zogeheten ROK-beton toegepast, waarbij er 
ook tunnels werden gebouwd zonder hittewe-
rende bekleding. Door voldoende dekking op 
de wapening werd voorkomen dat de wape-
ning te heet zou worden bij een brand volgens 
de RWS-cur ve.
Onderzoek Efectis ? samenstelling veranderd?
In 2015 bleek uit onderzoek bij Efectis dat bij de 
in de ROK beschreven betonsamenstelling 
toch spatten kan optreden. Naar aanleiding 	
A ANLEIDING
Toen in 2015 het vermoeden ontstond dat er mogelijk iets aan de hand was met de brandwerendheid 
van het beton in tunnels, heeft Rijkswaterstaat in eerste instantie zelf onderzoek gedaan naar dit 
onderwerp. Maar aangezien de brandwerendheid van beton in wegtunnels de belangen raakt van vele 
partijen betrokken bij de veiligheid van tunnels (tunnelbeheerders, openbare hulpdiensten en de 
bevoegde gezagen), heeft het KPT een themadag over de brandwerendheid van betonnen tunnels 
georganiseerd. Na deze themadag zijn vier gesprekstafels ingericht die vanuit verschillende invals-
hoeken de problematiek rondom de brandwerendheid van beton in wegtunnels konden uitdiepen:
Gesprekstafel 1 ? Bestaande tunnels
Gesprekstafel 2 ? Nieuwe tunnels
Gesprekstafel 3 ? Onderzoek
Gesprekstafel 4 ? Brandbestrijding en hulpverlening
Het verslag van het werk van het KPT en alle producten die door de verschillende gesprekstafels zijn 
opgeleverd, zijn verzameld in het document 'Brandwerendheid beton in wegtunnels ? Resultaten en 
verslag van het samenwerkingsproces', beschikbaar op de website van het KPT [6].	
1   Zeeburgertunnel. Aanbrengen brandwerende platen tegen de binnenwanden van de tunnel (1988),
foto: https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat	
19	 VAKBL AD 	  1  2022	
BV 1 2022-3_Brand.indd   19BV 1 2022-3_Brand.indd   19	26-04-22   10:1826-04-22   10:18
hier van zijn in 2017 diverse brandproeven uit-
gevoerd op ROK-beton, waaruit het beeld naar 
voren kwam dat ROK-beton meestal gaat spat -
ten bij beproeving volgens de RWS-brand-
cur ve.
Al snel werd gesteld dat de samenstelling van 
het beton veranderd zou zijn en dat daarom het 
spatgedrag zou zijn veranderd. In onder meer 
het Algemeen Dagblad werd aandacht besteed 
aan de recente onderzoeken naar de brandwe -
rendheid van onbeschermd beton in tunnels. 
Op 18 augustus 2020 stond in deze krant: "Er 
loopt een onderzoek naar vier tunnels die na 
2008 zijn opgeleverd, omdat ze niet aan alle 
brandwerende normen voldoen. Oorzaak is dat 
bij extreme brand beton van de tunnel af kan 
spatten. Het beton houdt daardoor minder lang 
stand. Dat komt omdat in de loop der jaren de 
samenstelling van het beton is veranderd."
Oorzaak in proeven
Voor de betonindustrie en voor de leveranciers 
van grondstoffen voor beton was echter duide -
lijk dat er geen bijzondere wijzigingen zijn 
geweest rond 2008 maar ook niet rond en na 
2001, het jaar waarin het BR AWAT 3-onder -
zoek plaatsvond. Zowel wat betreft de regel-
geving als de productiemethoden van beton en 
grondstoffen voor beton zijn er geen bijzon-
dere wijzigingen geweest. Bedenk ook dat 
installaties zoals klinkerovens en hoogovens al 
snel meer dan 50 jaar meegaan. De oorzaak 
van het verschil moet dan ook worden gezocht 
in de proef in 2001 en de proeven vanaf 2017.
Achteraf kunnen we concluderen dat het uit -
voeren van één proef aan onbeschermd beton 
in 2001 onvoldoende was om het ROK-beton 
als afspatongevoelig te karakteriseren. Boven-
dien week de proefopzet af van de vanaf 2017 
uitgevoerde proeven en zeer waarschijnlijk 
was ook het vochtgehalte in het proefstuk laag 
(4,1% m/m) en daarmee niet representatief 
voor beton in tunnels. Rond 2000 werd echter 
algemeen verondersteld dat spatten van beton 
vooral een aandachtspunt was voor hoge	
-	
s
terktebeton en zeker niet voor beton tot 
sterkteklasse C28/35. De eenmalige proef 
bevestigde dat beeld, waardoor er geen aan-
leiding was voor aanvullend onderzoek.
Aanpassing ROK
De ROK is inmiddels aangepast. Nog steeds 
kan in plaats van hittewerende bekleding een 
betonmengsel worden toegepast dat ongevoe -lig is voor spatten, maar dat moet op basis van 
brandproeven worden aangetoond. De brand-
proeven mogen maximaal drie jaar geleden zijn 
uitgevoerd en moeten uiteraard representatief 
zijn voor het betonmengsel en de omstandig-
heden in de tunnel (ROK 1.4, april 2017) [1].
THEORIE SPAT TEN VAN BETON
Onder spatten van beton verstaan we het al 
dan niet explosief afspringen van grote of 
kleine stukken beton uit het betonopper vlak 
door blootstelling aan hoge en snel oplopende 
temperaturen. Dit spatten is een grillig feno-
meen, dat zowel plaatselijk als over het gehele 
verhitte opper vlak kan optreden. Door het 
spatten neemt de betondekking snel af en kan 
de wapening bloot komen te liggen, waardoor 
deze direct opwarmt (foto 2). Terwijl zonder 
spatten het gedrag van de constructie bij brand 
redelijk voorspelbaar is, zijn er voor het optre
-
den van spatten en de mate waarin het 
optreedt helaas geen goede algemeen toepas -
bare modellen beschikbaar. Het spatten van 
beton is een complex fenomeen dat nog niet 
volledig wordt begrepen.
We kunnen meerdere vormen van spatten 
onderscheiden, waar van de belangrijkste en 
meest ernstige vorm het explosief afspringen 
van stukken beton uit het opper vlak is. Dit 
treedt gebruikelijk op na zo'n 7 tot 30 minuten 
na aanvang van de brand en leidt snel tot ern-
stige beschadiging van het beton. Als verklaring voor het optreden van explosief 
spatten worden in de literatuur hoofdzakelijk 
twee mechanismen beschreven: spatten als 
gevolg van hoge poriedrukken door het ver
-
dampen van water en spatten als gevolg van 
het optreden van thermische spanningen. Vaak 
wordt één van deze twee mechanismen als 
enige of hoofdoorzaak genoemd, maar er zijn 
ook bronnen die aan beide mechanismen even-
veel belang toekennen.
Onderzoek naar het fenomeen spatten begon 
al meer dan 100 jaar geleden. In een proef -
schrift uit 1935 wordt al gesteld dat spatten 
niet alleen wordt veroorzaakt door hoge porie -
drukken, maar ook door thermische spannin-
gen als gevolg van het snelle opwarmen. Beton 
is een fysisch en chemisch zeer complex mate -
riaal, waar van de eigenschappen tijdens de 
brand ook nog eens veranderen. Naast de 
eigenschappen van het beton zijn er nog veel 
andere factoren van invloed op het spatgedrag 
van beton. Te denken valt aan de snelheid van 
opwarmen, de thermische 
expansie(coëfficiënt) van het toeslagmateri-
aal, de maximumkorrelgrootte van het toe -
slagmateriaal, de treksterkte van het beton, de 
ouderdom van het beton, de drukbelasting van 
het betreffende constructiedeel, het tempera-
tuurprofiel en dus onder andere de warmtege -
leiding van het beton, de permeabiliteit, de 
vorm en afmetingen van het betonelement, de 	
2  Als het spatten eenmaal begint, kan de wapening snel zichtbaar worden. Het betreft hier een brandproef die zoals  gebruikelijk (ter bescherming van de oven) kort na het begin van het spatten is gestopt, foto: Rijkswaterstaat
In 2015 bleek uit onderzoek bij Efectis dat bij de in de ROK 
beschreven betonsamenstelling toch spatten kan optreden	
20	 VAKBL AD   	  1  2022	
BV 1 2022-3_Brand.indd   20BV 1 2022-3_Brand.indd   20	26-04-22   10:1826-04-22   10:18
wapening en het vochtgehalte. Hoewel er al zo 
lang onderzoek naar wordt gedaan, is er dan 
ook nog steeds geen theoretisch model dat 
generiek en betrouwbaar het optreden van 
spatten kan voorspellen.
De twee belangrijkste theorieën over explosief 
spatten, poriedruk en thermische spanningen, 
worden in het navolgende beschreven.
Poriedruk
Bij een snelle verhitting van beton wordt het 
aanwezige vocht in korte tijd omgezet in 
stoom. Hierdoor neemt het volume snel en 
sterk toe. Afhankelijk van de permeabiliteit van 
het beton kan de waterdamp niet snel naar bui-
ten, waardoor de druk toeneemt. Als deze druk 
plaatselijk de treksterkte van het beton over-
stijgt, kan de buitenlaag worden afgedrukt.
De belangrijkste factoren voor het wel of niet 
optreden van spatten als gevolg van hoge 
poriedruk zijn het initiële vochtgehalte, de per-
meabiliteit van het beton, de aanwezigheid van 
drukspanningen en de opwarmsnelheid. De 
poriedruk neemt toe bij toenemende opwarm-
snelheid, hoger vochtgehalte en lagere per-
meabiliteit. Bij een zeer hoge opwarmsnelheid 
kan de maximale poriedruk weer lager uitval-
len, doordat hierbij door thermische spannin-gen meer scheurtjes ontstaan en waterdamp 
kan ontsnappen. Ten aanzien van de opwarm-
snelheid is er wat betreft de poriedruk dus 
mogelijk een 'optimum'.
De kans op het optreden van spatten is bij 
regulier beton klein bij een vochtgehalte van 
circa 3 à 4% m/m of lager. Bij beton in een 
droog binnenmilieu ligt na verloop van tijd het 
vochtgehalte in de randzone rond deze 
waarde. Bij beton in tunnels zal echter door de 
hogere luchtvochtigheid het evenwichtsvocht-
gehalte met circa 5 tot 7% m/m een stuk hoger 
liggen.	
Thermische spanningen
Bij het opwarmen van beton ontstaan druk-
spanningen aan de buitenzijde doordat de 
thermische uitzetting wordt verhinderd. Door-
dat de buitenschil wil uitzetten, ontstaan er 
trekspanningen in het diepergelegen koelere 
beton. Het samendrukken aan de buitenzijde 
en de trekspanningen in het diepergelegen 
beton resulteren in het ontstaan van scheur-
tjes. Ver volgens kunnen stukjes beton naar 
buiten knikken ? doordat de buitenschil meer 
uitzet dan het diepergelegen beton ? en daarna 
losscheuren en wegspringen.
Het spatten als gevolg van thermische span-
ningen wordt ook wel verklaard vanuit het bezwijken onder druk in de buitenschil. De 
drukspanningen aan de buitenzijde komen 
bovenop de al aanwezige uitwendige belasting 
van het constructiedeel, terwijl juist aan de 
buitenzijde de druksterkte van het beton door 
de hoge temperatuur snel afneemt. De totale 
spanning kan de afgenomen druksterkte van 
het beton overstijgen.	
Poriedruk en thermische spanningen 
gecombineerd
De twee mechanismen poriedruk en thermi-
sche spanningen kunnen afzonderlijk en geza-
menlijk tot spatten leiden. Welk mechanisme 
onder welke omstandigheden dominant is, 
hangt vooral af van het vochtgehalte, de per-
meabiliteit (poriedruk) en de thermische 
expansie van de toeslagmaterialen (thermi-
sche spanningen), in samenhang met de snel-
heid van opwarmen en de dimensies en belas-
ting van het betonelement.
De twee mechanismen poriedruk en thermi-
sche spanningen zijn schematisch weergege-
ven in fi  guur 3.
K ANS OP SPAT TEN
Bij beton in tunnels zal het evenwichtsvochtge-
halte door de hoge luchtvochtigheid rond circa 5 
tot 7% m/m liggen. De kans op spatten is zonder 	
stuk beton dat uit
het opper vlak spat
scheuren parallel 
aan betonopper vlak
vochtgehalte beton
brand
thermische spanning
trek
druk	
droog
drogend
toename vochtgehalte	
temperatuur
poriedruk	
3   Explosief spatten als  gevolg van poriedruk-
ken en thermische 
spanningen 4  
Kans op spatten als functie van de belasting en het vochtgehalte. De fi  guur is slechts 
indicatief; het gebied waar spatten optreedt, is afhankelijk van veel factoren	
vochtgehalte [% m/m]	
5 	10	15 	
drukspanning [MPa]	
geen spatten	
7
6
5
4
3
2
1
0	
Achteraf kunnen we concluderen dat het uitvoeren 
van één proef aan onbeschermd beton in 2001 
onvoldoende was om het ROK-beton als 
afspatongevoelig te karakteriseren	
21	 VAKBL AD 	  1  2022	
BV 1 2022-3_Brand.indd   21BV 1 2022-3_Brand.indd   21	26-04-22   10:1826-04-22   10:18
aanvullende maatregelen daarom bij een grote 
tunnelbrand groot. Zie hiertoe ook figuur 4. 
Deze figuur is slechts indicatief; het gebied waar 
spatten optreedt, is in werkelijkheid niet zo 
nauwkeurig aan te geven en zoals eerder 
beschreven afhankelijk van veel factoren.
Monofilament (enkelvoudige) polypropyleen-
vezels kunnen de kans op het optreden van 
spatten fors verkleinen. Deze vezels, geprodu-
ceerd door het spinnen van gesmolten poly-
propyleen, verhogen bij het opwarmen van 
beton de permeabiliteit. Hierdoor wordt de 
poriedruk en daarmee de kans op spatten ver -
kleind. De vezels die dicht onder het opper vlak 
zitten, zullen bij een brand snel verbranden. 
Hierdoor ontstaan kanaaltjes waarlangs vocht 
naar buiten kan. Maar ook bij lagere tempera-
turen dieper in het beton kunnen de vezels al 
bijdragen aan het verlagen van de poriedruk. 
Waarschijnlijk is er, door slechte hechting tus -
sen de vezels en de cementsteen, ruimte 
rondom de vezels waarlangs onder druk vocht -	
MEER LEZEN IN BETONIEK STANDAARD
Meer over brandveiligheid en de mogelijke 
gevolgen van brand op een betonconstructie 
staat in Betoniek Standaard 14/16 ? Brand! en 
Betoniek Standaard 16/30 ? Brand Meester.	
transport mogelijk is. Daarnaast zullen de 
vezels als ze opwarmen samentrekken en dus 
korter in lengte en dikker worden, waarbij 
ruimte in het beton ontstaat die kan bijdragen 
aan vochttransport en het verlagen van de 
poriedruk.
BUITENL ANDSE REGELGEVING
In Duitsland wordt de toepassing van 2,0 kg/m	
3 
monofilament polypropyleenvezels voorge -
schreven, waarbij de werkzaamheid van de toe 
te passen vezels moet kunnen worden aange -
toond ('allgemeine bauaufsichtliche Zulas -
sung'). De werkzaamheid van de vezels mag 
ook middels brandproeven aan twee proef -
stukken worden aangetoond. Wanneer hier van 
wordt afgeweken of niet aan de randvoorwaar -
den voor de dimensies (overspanning en dikte 
van het beton) wordt voldaan, is aanvullend 
bewijs nodig. Door voldoende dekking op de 
wapening wordt er voor gezorgd dat het wape -
ningsstaal niet te heet kan worden.	
CONCLUSIES GESPREKSTAFEL ONDERZOEK
De gesprekstafel Onderzoek heeft in de periode 2018-2020 onderzoeksresultaten en literatuur 
bestudeerd. De conclusies van de gesprekstafel Onderzoek zijn hieronder integraal overgenomen.
De KPT gesprekstafel Onderzoek is op basis van de huidige stand van de kennis alsmede de nu bekend 
zijnde testresultaten van de hitte- en brandproeven uitgevoerd in/voor wegtunnels tot de volgende 
conclusies gekomen:
1.
   
T
 en tijde van de BRAWAT-onderzoeken (1996-2001) waren er geen significante signalen dat bij een 
forse brand in niet-geboorde tunnels beton ernstig zou kunnen gaan afspatten. De uitgevoerde 
onderzoeken waren daarom beperkt van omvang.
2.
    
T
 ussen 2001-2015 zijn geen verdere brandproeven uitgevoerd voor niet-geboorde tunnels gericht 
op het afspatten van beton. De opzet en omvang van de vanaf 2015 uitgevoerde brandproeven wij-
ken af van de uitgevoerde BRAWAT-proeven, waardoor de resultaten lastig onderling te vergelijken 
zijn.
3.
   
Me
 t de kennis van nu kan worden geconcludeerd dat er in het verleden te weinig representatieve 
proeven zijn gedaan om te kunnen stellen dat regulier (onbeschermd) beton ('ROK-mengsel') 
afspatongevoelig zou zijn. Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat de afspatgevoeligheid 
van beton tegenwoordig anders is dan ten tijde van de BRAWAT-onderzoeken.
4.
   
Uit lit
 eratuur volgt dat de afspatgevoeligheid afhangt van het toegepaste beton, de brand en de 
constructie (o.a. de afmetingen, de wapening, de thermische en mechanische belastingen, vocht 
en verhindering van thermische vervormingen).
5.
   
He
 t optreden van afspatten is niet goed te voorspellen. Er is wel een grove relatie met het vochtge -
halte van het beton in samenhang met de permeabiliteit en de aanwezigheid van drukspanningen. 
Thermische spanningen, drukspanningen en verhinderde thermische vervormingen vergroten de 
kans op afspatten. De relatie met de druksterkte is minder eenduidig.
6.
   
Me
 t de huidige kennis kan worden geconcludeerd dat er bij een forse brand in een onbeschermde 
betonnen tunnel een grote kans is op het optreden van afspatten.
Een toelichting en onderbouwing op deze conclusies staat in het document 'Toelichting conclusies na 
analyse brandproeven wegtunnels' [5], beschikbaar op de website van het KPT	
In België is het gebruikelijk tunnels van brand-
werende bekleding te voorzien, zowel om de 
temperatuur in het wapeningsstaal beperkt te 
houden als het spatten van beton te voorko-
men.
TOT SLOT
Door de hoge luchtvochtigheid buiten en daar -
mee ook in tunnels en als gevolg daar van het 
hoge evenwichtsvochtgehalte in beton, is er bij 
een forse brand in een tunnel altijd sprake van 
een grote kans op het optreden van spatten van 
onbeschermd beton. Dat was in het verleden 
zo en dat is nog steeds zo. Hoewel de kans op 
zo'n forse brand extreem klein is, kunnen de 
consequenties voor de constructie zeer groot 
zijn. Het risico op het optreden van spatten kan 
sterk worden verlaagd door hittewerende 
bekleding toe te passen of door polypropy -
leenvezels aan het beton toe te voegen.
 
Literatuur1.   Ric	htlijnen Ontwerp Kunstwerken ROK 1.4, Rijkswaterstaat, april 2017.
2.
   	
Zus	
 ätzliche Technische Vertragsbedingungen und 
Richtlinien für Ingenieurbauten ZT V-ING, 
Bundesministerium für Verkehr und digitale 
Infrastruktur, Oktober 2021.
3.
  	
fib	
  bulletin 38, Fire design of concrete structures ? 
materials, structures and modelling, April 2007.
4.
   	
Explosi	
 ve spalling of concrete in fire, thesis, E. 
Klingsch, ETH Zurich, 2014.
5.
   	
K	
 ennisplatform Tunnelveiligheid (KPT), Toelichting 
conclusies na analyse brandproeven wegtunnels, 16 
april 2021.
6.
   	
K	
 ennisplatform Tunnelveiligheid (KPT), 
Brandwerendheid beton in wegtunnels, Resultaten 
en verslag van het samenwerkingsproces, 7 oktober 
2021.
7.
   	
BR	
 AWAT-literatuurstudie spatten beton, TNO-
rapport 96-CVB-R0399, C. Both, P.W. van de Haar, 
TNO, 1996.
8.
   	
BR	
 AWAT 3: Onderzoek naar het afspatgedrag van 
een op druk belaste wand in afgezonken tunnels, 
TNO-rapport 2001-CVB-R03264, C. Both, TNO, 2001.
9.
  	
fib	
  bulletin 38, Fire design of concrete structures ? 
materials, structures and modelling, April 2007.	
22	 VAKBL AD   	  1  2022	
BV 1 2022-3_Brand.indd   22BV 1 2022-3_Brand.indd   22	26-04-22   10:1826-04-22   10:18                  
                 
              
    
    
        Persoonlijke titel
        Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven en is geen weergave of samenvatting van de toelichting op de conclusies die door de gesprekstafel Onderozek is opgesteld.
             
    
    
    
    
        Aanleiding
        Toen in 2015 het vermoeden ontstond dat er mogelijk iets aan de hand was met de brandwerendheid van het beton in tunnels, heeft Rijkswaterstaat in eerste instantie zelf onderzoek gedaan naar dit onderwerp. Maar aangezien de brandwerendheid van beton in wegtunnels de belangen raakt van vele partijen betrokken bij de veiligheid van tunnels (tunnelbeheerders, openbare hulpdiensten en de bevoegde gezagen), heeft het KPT een themadag over de brandwerendheid van betonnen tunnels georganiseerd. Na deze themadag zijn vier gesprekstafels ingericht die vanuit verschillende invalshoeken de problematiek rondom de brandwerendheid van beton in wegtunnels konden uitdiepen:
Gesprekstafel 1 – Bestaande tunnels
Gesprekstafel 2 – Nieuwe tunnels
Gesprekstafel 3 – Onderzoek
Gesprekstafel 4 – Brandbestrijding en hulpverlening
Het verslag van het werk van het KPT en alle producten die door de verschillende gesprekstafels zijn opgeleverd, zijn verzameld in het document ‘Brandwerendheid beton in wegtunnels – Resultaten en verslag van het samenwerkingsproces’, beschikbaar op de website van het KPT [6].
             
    
        Tot medio jaren negentig was spatten van beton geen belangrijk aandachtspunt bij nieuwbouw van tunnels. Dat veranderde met de bouw van de geboorde Westerscheldetunnel (1997-2002). Vooral omdat daarin prefab beton met een relatief hoge sterkte (en daarmee minder en kleinere poriën) zou worden toegepast, waardoor er een risico op spatten zou kunnen bestaan.
Met onderzoek TNO naar ROK-beton 
In opdracht van Rijkswaterstaat werd door TNO eerst literatuuronderzoek uitgevoerd (BRAWAT-literatuurstudie spatten beton; 1996) [7]. Vervolgens werden er door TNO brandproeven uitgevoerd met beton met hittewerende bekleding en met onbeschermd beton met polypropyleenvezels (BRAWAT II; 1997-1999). Tot slot werd gekeken naar afgezonken tunnels. Het plafond van afgezonken tunnels werd doorgaans voorzien van isolerende bekleding om te voorkomen dat de wapening bij een felle brand te heet zou kunnen worden, maar de wanden (met uitzondering van de bovenkant) in de regel niet. Er werd een proef uitgevoerd om het spatgedrag te beoordelen van deels onbeschermd beton, waarbij een wand van een afgezonken tunnel werd gesimuleerd (BRAWAT 3; 2001 [8].
De proef bevestigde wat werd verwacht van beton met een normale sterkte: ook het onbeschermde beton vertoonde nauwelijks schade. Men concludeerde op basis van deze proef dat onder gelijke omstandigheden (inclusief het betonmengsel; 340 kg/m3 cement CEM III/B; druksterkte na 28 dagen circa 45 MPa) een vergelijkbaar resultaat mag worden verwacht en het afspatcriterium niet maatgevend is.
Het resultaat van het BRAWAT 3-onderzoek werd verwerkt in de richtlijn van Rijkswaterstaat. In de ROK (en daarvoor in de ROBK) stond dat afspatten van beton niet mag optreden; te realiseren door beton te beschermen of door het toepassen van een betonmengsel dat ongevoelig is voor spatten (eventueel met polypropyleenvezels). Dit kon worden aangetoond door het uitvoeren van brandproeven. In de toelichting bij de eis stond echter dat voor grindbeton met een sterkteklasse C28/35 met maximaal 340 kg/m3 hoogovencement is aangetoond dat het voldoet (mits de hoofddrukspanning aan het oppervlak niet hoger is dan 10 MPa). Indien het betreff ende onderzoek (TNO-rapport BRAWAT 3) [8] werd gebruikt om aan te tonen dat een mengsel voldeed, mocht de maximale waarde voor de 28-daagse kubusdruksterkte maximaal 45 MPa zijn. Vervolgens werd jarenlang in tunnels het zogeheten ROK-beton toegepast, waarbij er ook tunnels werden gebouwd zonder hittewerende bekleding. Door voldoende dekking op de wapening werd voorkomen dat de wapening te heet zou worden bij een brand volgens de RWS-curve.
Onderzoek Efectis – samenstelling veranderd? 
In 2015 bleek uit onderzoek bij Efectis dat bij de in de ROK beschreven betonsamenstelling toch spatten kan optreden. Naar aanleiding hiervan zijn in 2017 diverse brandproeven uitgevoerd op ROK-beton, waaruit het beeld naar voren kwam dat ROK-beton meestal gaat spatten bij beproeving volgens de RWS-brandcurve. Al snel werd gesteld dat de samenstelling van het beton veranderd zou zijn en dat daarom het spatgedrag zou zijn veranderd. In onder meer het Algemeen Dagblad werd aandacht besteed aan de recente onderzoeken naar de brandwerendheid van onbeschermd beton in tunnels. Op 18 augustus 2020 stond in deze krant: “Er loopt een onderzoek naar vier tunnels die na 2008 zijn opgeleverd, omdat ze niet aan alle brandwerende normen voldoen. Oorzaak is dat bij extreme brand beton van de tunnel af kan spatten. Het beton houdt daardoor minder lang stand. Dat komt omdat in de loop der jaren de samenstelling van het beton is veranderd.”
Oorzaak in proeven 
Voor de betonindustrie en voor de leveranciers van grondstoffen voor beton was echter duidelijk dat er geen bijzondere wijzigingen zijn geweest rond 2008 maar ook niet rond en na 2001, het jaar waarin het BRAWAT 3-onderzoek plaatsvond. Zowel wat betreft de regelgeving als de productiemethoden van beton en grondstoffen voor beton zijn er geen bijzondere wijzigingen geweest. Bedenk ook dat installaties zoals klinkerovens en hoogovens al snel meer dan 50 jaar meegaan. De oorzaak van het verschil moet dan ook worden gezocht in de proef in 2001 en de proeven vanaf 2017. Achteraf kunnen we concluderen dat het uitvoeren van één proef aan onbeschermd beton in 2001 onvoldoende was om het ROK-beton als afspatongevoelig te karakteriseren. Bovendien week de proefopzet af van de vanaf 2017 uitgevoerde proeven en zeer waarschijnlijk was ook het vochtgehalte in het proefstuk laag (4,1% m/m) en daarmee niet representatief voor beton in tunnels. Rond 2000 werd echter algemeen verondersteld dat spatten van beton vooral een aandachtspunt was voor hogesterktebeton en zeker niet voor beton tot sterkteklasse C28/35. De eenmalige proef bevestigde dat beeld, waardoor er geen aanleiding was voor aanvullend onderzoek.
Aanpassing ROK 
De ROK is inmiddels aangepast. Nog steeds kan in plaats van hittewerende bekleding een betonmengsel worden toegepast dat ongevoelig is voor spatten, maar dat moet op basis van brandproeven worden aangetoond. De brandproeven mogen maximaal drie jaar geleden zijn uitgevoerd en moeten uiteraard representatief zijn voor het betonmengsel en de omstandigheden in de tunnel (ROK 1.4, april 2017) [1].
Reacties
J.de Wit - Vulkan-Europe bv. 24 mei 2022 09:51
Als de beton voor tunnels wordt gemend met een mengsel van polypropyleen- en basalt vezels is het probleem van het afspatten verholpen .