Het Betonakkoord heeft op 24 juni 2025 een rapport gepubliceerd met plafond- en koploperwaarden voor de milieu-impact van beton. Dit rapport is opgesteld door een onafhankelijk expertteam. De intentie is dat deze waarden marktbreed worden toegepast, zodat opdrachtgevers eenduidig gaan uitvragen, aannemers hun bouwmethoden op duurzaam beton gaan inrichten en betonproducenten hun mengsels hierop afstemmen. Ook de betontechnoloog vervult daarbij een cruciale rol.
Dat beton een aanzienlijke milieu-impact heeft, zal bij eenieder bekend zijn. Dit komt met name door de grote hoeveelheden die ervan worden gebruikt en de uitstoot van CO2 bij gebruik van traditioneel Portlandcement (CEM I). Het gebruik van duurzaam beton is dan ook cruciaal voor een toekomstbestendige bouwsector. Het Betonakkoord is daarbij met concrete afspraken – bijvoorbeeld in de vorm van plafond- en koploperwaarden voor MKI (mileukostenindicator) en CO2 – een belangrijke aanjager. In dit artikel meer over deze waarden.
2. Plafond- en koploperwaarden zijn gepresenteerd tijdens het event 'Hoe groen is jouw prefab beton?', georganiseerd door TBI, Dura Vermeer, Heijmans en BAM (foto: Carlo Teunissen)
Het Betonakkoord heeft een expertteam ingesteld (zie kader) om eenduidige uitvraagcriteria te formuleren, waarmee de milieu-impact van beton wordt verlaagd. Het expertteam heeft vervolgens een methodiek vastgesteld met plafond- en koploperwaarden voor de milieu-impact van een kubieke meter beton. Deze waarden zijn afhankelijk van onder meer toepassing, sterkteklasse en productie. Het betreffen betonmengsels binnen de huidige regelgeving, met bekende grondstoffen. Achterliggende gedachte is dat de plafondwaarden met beperkte aanpassingen in het productie-/bouwproces voor de meeste partijen nu al mogelijk zijn. De koploperwaarden vergen vaak grotere aanpassingen, maar zijn technisch haalbaar.
Categorieën
In de methodiek worden de volgende categorieën (condities) onderscheiden, gerelateerd aan milieuklassen (zie kader) van het beton:
Deze categorieën zijn bepalend voor de hoeveelheid cement – dat voor het belangrijkste deel de milieu-impact van beton bepaalt. De minimale hoeveelheid cement is vastgelegd in de geldende normen. De categorie 'agressief', van toepassing voor omstandigheden met zeewater, dooizouten en waterzuiveringen, vraagt het meeste cement. Bij dit soort mengsels is een dichte (weinig poreuze) microstructuur namelijk essentieel om indringing van agressieve stoffen te voorkomen. De categorie 'Ongewapend' bevat het minste cement, en geldt onder andere voor werkvloeren. 'Binnen' geldt voor beton dat in het gebruik overwegend droog blijft en 'Buiten' voor min of meer al het andere beton.
De plafond- en koploperwaarden zijn gekoppeld aan condities waarin het beton daadwerkelijk wordt toegepast. In de praktijk worden de ontwerp milieuklassen soms hoger gekozen dan de daadwerkelijke blootstellingsconditie. Onder andere daarom is in de plafond- en koploperwaarden geen koppeling gemaakt met officiële milieuklassen. In tabel 1 is voor het gemak toch een praktische vertaling naar de milieuklassen gemaakt. Dus voor de duidelijkheid: bijvoorbeeld een betonwand die voldoet aan milieuklasse XD3, maar wordt toegepast in een binnenconditie moet voldoen aan de plafond- en koploperwaarden voor 'binnen'.
In het expertteam hadden zitting:
• Niki Loonen; Voorzitter (TBI)
• Jeannette van den Bos (Rijkswaterstaat GPO)
• Sebastiaan van Hellenberg Hubar (IMd Raadgevende Ingenieurs)
• Jurgen Hielema (Rijksvastgoedbedrijf)
• Ulbert Hofstra (SGS Intron)
• Michaël Menting (Dura Vermeer)
• Rob Vergoossen (Haskoning)
• Nick Vervoort (Heijmans)
• Alfons van Woensel (Bruil / Betonhuis)
Reacties