Een belangrijke mogelijkheid voor de reductie van CO2-emissies van beton is de verlaging van het klinker- en cementgehalte, door optimalisatie van de betonsamenstelling. Het gaat daarbij onder andere om het benutten van de doorgroei in sterkte en om uitbreiding van de inzet van versnellers en plastificeerders. Maar ook de optimalisatie van de korrelpakking biedt interessante mogelijkheden. In dit artikel gaan we in op dat laatste, waarbij we enkele concepten beschrijven en een eenvoudig in de praktijk te gebruiken model toelichten.
EEN TOELICHTING OP EEN PRAKTISCH TOEPASBAAR
KORRELPAKKINGSMODEL
Een belangrijke mogelijkheid voor de reductie van CO
2
-emissies van
beton is de verlaging van het klinker- en cementgehalte, door optima-
lisatie van de betonsamenstelling. Het gaat daarbij onder andere om
het benutten van de doorgroei in sterkte en om uitbreiding van de inzet
van versnellers en plastificeerders. Maar ook de optimalisatie van de
korrelpakking biedt interessante mogelijkheden. In dit artikel gaan
we in op dat laatste, waarbij we enkele concepten beschrijven en een
eenvoudig in de praktijk te gebruiken model toelichten.
Inleiding korrel -
pakkingsmodellen
SYMPOSIUM BETONTECHNOLOGIE
Dit artikel is onderdeel van een special van
Betoniek over het symposium Betontechnolo-
gie op 21 mei 2025, dat gaat over de mogelijk-
heden om minder cement in beton en minder
klinker in cement toe te passen, en zo de CO
2
-
emissies te beperken. Een overzicht van alle
artikelen staat op [url]
E
r is weinig informatie beschikbaar over
praktijkervaringen met de toepassing
van korrelpakkingsmodellen. Er is wel
veel literatuur over onderzoeken op laborato-
riumschaal, waarvan de resultaten veelbelo-
vend zijn. Het Uitvoeringsteam Roadmap CO
2
-
reductie van het Betonakkoord heeft in 2019
ingeschat dat met gebruikmaking van korrel-
pakkingsmodellen gemiddeld een besparing
van 10 kg cement per m
3
beton haalbaar moet
zijn. Deze inschatting is voor 2030 ook opgeno-
men in de Roadmap CO
2
-reductie voor cement
en beton in Nederland (zie kader). Uitgaande
van hoogovencement CEM III/A, als represen-
tatief voor het landelijk gemiddelde CO
2
-pro-
fiel van alle toegepaste cementen en vulstof-
fen, levert dit een besparing op van 4,5 kg CO
2
per m
3
beton. Op een totaal (langjarig gemid-
deld) betonvolume van 15.000.000 m3 levert
dit een jaarlijkse besparing op van 67.500 ton
CO
2
. Dat komt overeen met 1,6 % van de totale
emissie van de betonketen in 1990.
Een besparing van 10 kg cement per m
3
beton
komt grofweg neer op een verlaging van de
waterbehoefte door optimalisatie van de kor
-
relpakking met ongeveer 5 liter per m3 beton.
Als je bedenkt dat tussen de voor de betontech
-
noloog bekende ontwerpgebieden A-B en A-C
(of I en II) ongeveer 20 liter water verschil in
waterbehoefte kan zitten, lijkt 5 liter water
2
VAKBLAD 2 2025
Auteur Edwin Vermeulen, Cement&BetonCentrum
ROADMAP
Tijdens een symposium in november 2024 publiceerde het Cement&BetonCentrum de Roadmap CO
2
-
reductie voor cement en beton in Nederland [1]. Deze roadmap beschrijft de reductie-initiatieven van
de cementindustrie en de geschatte emissiereducties van aangrenzende sectoren in de betonketen.
Hij is beschikbaar op www.cementenbeton.nl .
makkelijk haalbaar. Maar optimalisatie van de
korrelpakking is natuurlijk al dagelijkse praktijk
voor de betontechnoloog, alhoewel op basis
van graderingsgebieden. Verdere optimalisatie
vraagt om meer metingen aan de toeslagmate
-
rialen en mogelijk ook om meer opslagruimte
voor verschillende typen toeslagmaterialen.
Daar staat natuurlijk tegenover dat een bespa
-
ring in waterbehoefte een besparing op cement
en daarmee ook een verlaging van de milieu
-
kosten oplevert.
DISCONTINUE KORRELGROOTTEVERDELING
Holle ruimte
Verse betonspecie bestaat grofweg uit toe-
slagmaterialen en cementlijm (cement en
water). Het toeslagmateriaal, meestal zand en
grind, neemt met gebruikelijk ruim 70 % veruit
het grootste volume in. De ruimte die overblijft
tussen de zand- en grindkorrels moet volledig
worden opgevuld met cementlijm, omdat holle
ruimtes nadelig zijn voor de druksterkte en de
levensduur. Hoe minder holle ruimtes, hoe
minder cementlijm er nodig is. De korrelgroot-
teverdeling van het toeslagmateriaal moet dus
zodanig zijn dat de ruimtes tussen de grootste
korrels worden opgevuld door kleinere korrels
en de daarbij ontstane ruimtes weer door nog
kleinere korrels, net zo lang totdat er alleen
nog ruimtes zijn tussen de allerkleinste korrels
toeslagmateriaal die worden opgevuld door
cement en water. Het principe wordt tweedi-
mensionaal weergegeven in figuur 1.
Theorie discontinue korrelgrootteverdeling
In een discontinue korrelverdeling wordt het
korrelskelet opgebouwd uit korrelfracties die
aanzienlijk in grootte van elkaar verschillen.
Figuur 1 kan daarvoor als illustratief voorbeeld
worden gebruikt. De holle ruimtes tussen de
grootste korrels worden gevuld met kleinere
korrels die (in het ideale geval) hier net in pas-
sen en dus aanzienlijk kleiner zijn dan de
grootste korrelgroep. In een ideale pakking
van grote ronde bollen, met een pakkings-
dichtheid van 0,74 (74%), blijft 26% aan holle
ruimtes over. De bollen die daar weer precies
in die holle ruimtes passen zijn ongeveer een
factor 4 kleiner dan de grote bollen waar ze
zich tussen bevinden. Op deze manier kan the-
oretisch een korrelskelet worden opgebouwd.
In de praktijk werkt dit echter meestal niet,
omdat de kleinere korrels bij het verdichten
nooit allemaal op de gewenste positie komen.
In de praktijk werkt dit echter meestal niet, omdat
de kleinere korrels bij het verdichten nooit alle
-
maal op de gewenste positie komen. Daar komt
bij dat in de praktijk korrels natuurlijk niet perfect
rond zijn en niet allemaal dezelfde diameter heb
-
ben. In discontinue mengsels wordt voor het ver-
schil in diameter tussen opeenvolgende korrel-
groottes veelal een factor 5 tot 8 aangehouden en
vraagt het ontwerpen van een goed toeslagmate
-
rialenmengsel vooral veel onderzoek. Dat onder-
zoek kan wel eenvoudig, door het stortgewicht
van (op een triltafel verdichte) mengsels van toe
-
slagmaterialen te bepalen. De pakking van het
mengsel is eenvoudig; het stortgewicht van het
mengsel gedeeld door de volumieke massa van
het toeslagmateriaal.
Wanneer beton met toeslagmateriaal met een
discontinue korrelverdeling wordt gemaakt
gaat het in de praktijk om fracties zoals bij-
voorbeeld 16/32, 2/4 en 0,25/0,50 mm, waarbij
de korrels ook niet zuiver rond zijn. Een voor-
beeld van een discontinue samenstelling met
deze fracties is 63 % grind 16/32, 24 % zand
2/4 en 13 % fijn zand 0,25/0,50.
In de praktijk worden discontinue graderin-
gen weinig gebruikt voor het optimaliseren
van de korrelpakking, omdat het vervaardi
-
gen van de aparte fracties extra kosten met
zich meebrengt en omdat betonspecie met
een discontinue gradering vaak minder
robuust is, waardoor kleine afwijkingen in de
korrelopbouw grote gevolgen kunnen heb
-
ben voor de stabiliteit en de verwerkbaar-
heid. Er kan wel een zeer hoge korrelpak-
kingsdichtheid mee worden bereikt,
waardoor het voor specifieke toepassingen
zoals hogesterktebeton interessant kan zijn.
De normen voor beton en toeslagmaterialen
voor beton sluiten het gebruik van disconti
-
nue graderingen ook niet uit, al geeft de
Europese norm voor toeslagmaterialen EN
12620 alleen eisen voor continue graderingen
(in de tabel met algemene eisen aan de gra
-
dering staat een voetnoot: "For gap graded
concrete or other special uses additional
requirements may be specified").
1 De toeslagmaterialen moeten een zodanige korrelgrootteverdeling hebben dat het volume aan holle ruimtes
zo klein mogelijk is. Hoe minder holle ruimtes hoe minder cement nodig is.
3
VAKBLAD 2 2025
CONTINUE KORRELGROOTTEVERDELING
In de praktijk wordt vrijwel altijd gewerkt met
een toeslagmaterialenmengsel met een conti-
nue verdeling, waarbij de groottes van de kor-
rels min of meer gelijkmatig zijn verdeeld van
klein tot groot. Voor het combineren van fijne
en grove toeslagmaterialen tot een goed toe-
slagmaterialenmengsel worden zogeheten
'ideale krommen' of ontwerpgebieden
gebruikt.
'Ideale krommen'
Bij een goede continue korrelgrootteverdeling
zitten er geen hiaten in de korrelverdeling en is
de gradering in een grafiek een vloeiende lijn
(zoals de Fullerkromme in figuur 3).
Ook voor de continue korrelverdeling zijn er
geen zuiver theoretisch onderbouwde krom-
men. Op basis van onderzoek naar de invloed
van de gradering van toeslagmateriaal op de
sterkte en dichtheid van beton zijn er wel
empirische formules voor 'ideale' krommen
ontwikkeld, waarvan de Fullerkromme uit
1907 de bekendste is.
Voor toeslagmateriaal is de formule voor de
Fullerkromme als volgt:
Waarin:
P = het percentage van het toeslagmateri-
aal dat de zeef met opening d passeert
d = de opening van de zeef in mm
D
max
= de grootste korrelafmeting
In de loop van de tijd zijn er diverse krommen
ontwikkeld, met correctiefactoren om op basis
van metingen de krommen zo goed mogelijk te
laten aansluiten bij de gebruikte toeslagmate-
rialen. Zo werd de formule in 1930 aangepast
door Andreasen en Andersen; in plaats van een
exponent van 0,5 (de vierkantswortel in de for-
mule voor de Fullerkromme) stelden ze het
gebruik van een zogeheten distributiefactor q
van 0,33 tot 0,50 voor. Door Funk en Dinger
werd in 1994 de formule aangepast door intro-
ductie van een minimum korrelgrootte d
min
naast de D
max
(bekend als gemodificeerde
Andreasen & Andersen formule):
Waarin:
P = het percentage van het toeslagmateri-
aal dat de zeef met opening d passeert
d = de opening van de zeef in mm
D
max
= de grootste korrelafmeting
d
min
= de kleinste korrelafmeting
q = distributiefactor; volgens Funk en
Dinger 0,37 voor optimale pakking
Wanneer we ons tot het toeslagmateriaal
beperken en voor d
min
0,063 mm aanhouden
ligt de lijn ten opzichte van de Fullerkromme in
figuur 3 wat verschoven richting de B-lijn. In dit
model ontbreekt een parameter om de invloed
van de korrelvorm mee te nemen, maar q kan
worden aangepast om de kromme zo goed
mogelijk te laten aansluiten bij het toegepaste
toeslagmateriaal.
Ontwerpgebieden
Voor de dagelijkse praktijk zijn de krommen
vertaald naar ontwerpgebieden (figuur 3). De
ontwerpgebieden geven redelijke vrijheid voor
het combineren van fijn en grof toeslagmateri-
aal, maar voorkomen al te grote afwijkingen
van een optimale continue korrelgradering.
Met de ontwerpgebieden wordt ook een
inschatting gekregen van de waterbehoefte.
De ontwerpgebieden waren in het verleden
opgenomen in de betonvoorschriften (NEN
5950 ? Voorschriften Beton Technologie) en
hiervan mocht alleen voor de productie van
betonwaren worden afgeweken. Discontinue
korrelverdelingen waren overigens wel toege-
staan ("indien overeengekomen"). In de hui-
dige voorschriften worden er geen eisen meer
aan de korrelverdeling gesteld. In de praktijk
worden de ontwerpgebieden wel nog steeds
gehanteerd, waarbij software voor het meng-
selontwerp automatisch op basis van zeefana-
lyses de beschikbare toeslagmaterialen opti-
maal (meestal optimaal qua kostprijs) kan
combineren binnen de ontwerpgebieden.
De waterbehoefte van betonspecie is lager
wanneer de korrelverdeling van het toeslag-
materiaal in het gebied A-B ligt (rondom de
Fullerkromme) dan wanneer de korrelverde-
ling in het gebied A-C ligt. Het verschil kan
maar liefst zo'n 20 liter per m
3
bedragen, het-
geen natuurlijk een forse impact heeft op het
benodigde cementgehalte.
Korrelpakkingsmodellen
In de afgelopen decennia zijn er diverse korrel-
pakkingsmodellen ontwikkeld, die in de loop
van de tijd steeds complexer, maar ook steeds
beter werden. Een overzicht van de ontwikke-
ling van analytische korrelpakkingsmodellen
wordt gegeven in Betoniek 16/21 [3]. Een meer
gedetailleerde beschrijving hiervan wordt
gegeven in [4].
De complexere modellen nemen in de formules
tal van factoren naast de korrelgrootteverde-
2 Gangbare ontwerpgebieden A-B en A-C voor korrelgroep 0/32, de Fullerkromme en een voorbeeld van een
discontinue korrelverdeling.
4 VAKBLAD 2 2025
ling mee, zoals de korrelvorm, de oppervlakte-
structuur van de korrels, affiniteit van de kor-
rels voor water en oppervlaktekrachten voor
de fijnste deeltjes (Van der Waalskrachten en
interacties door oppervlakteladingen). Bij
deze modellen worden ook cement en vulstof-
fen meegenomen en worden de toeslagmate-
rialen gedoseerd in vele aparte fracties, zoals
bijvoorbeeld 0,125/0,250, 0,25/0,50, 0,50/1,0,
1/2, 2/4, 4/8 en 8/16 mm. Van alle aparte frac-
ties en combinaties daarvan moeten voor het
rekenen met deze modellen ook meerdere
eigenschappen worden bepaald. Door deze
zeer ver doorgevoerde optimalisatie van de
korrelpakking kan soms het gehalte aan effec-
tief water in extreme mate worden verlaagd,
tot (in combinatie met een hoge dosering plas-
tificeerder) ongeveer 105 a 110 liter per m
3
[4].
Maar ook met minder complexe modellen en
drie fracties toeslagmateriaal kan (in combi-
natie met hulpstoffen) nog altijd een forse
reductie worden bereikt: zo'n 20 tot 25% min-
der cement bij gelijke druksterkte. [5 en 6].
EENVOUDIG MODEL : MODIFIED TOUFAR
Zowel het gebruik van veel aparte fracties als
de benodigde hoeveelheid onderzoek belem-
meren het gebruik van complexere korrelpak-
kingsmodellen in de praktijk. We gaan daarom
nu dieper in op een eenvoudig model dat in de
praktijk goed gehanteerd kan worden en ook
met bijvoorbeeld slechts drie fracties toeslag-
materiaal tot een betere pakking, en daarmee
lagere waterbehoefte, kan leiden dan wanneer
alleen gebruik wordt gemaakt van ontwerpge-
bied A-B. Dit model, het Modified Toufar
model, kan overigens ook worden gebruikt
voor optimalisatie van cement en vulstoffen of
combinaties van cement en toeslagmaterialen,
maar we beperken ons hier tot toeslagmateria-
len.
Eigenschappen toeslagmaterialen
Van de toeslagmaterialen (en indien het daar-
voor wordt toegepast ook van cement en vul-
stoffen) hoeven voor het Modified Toufar
model maar drie eigenschappen bepaald te
worden:
1. Het stortgewicht.
Het toeslagmateriaal wordt bij voorkeur ver-
dicht voordat het stortgewicht wordt
bepaald, bijvoorbeeld door het te verdichten
op een triltafel. Voor alle materialen moet
dezelfde methode worden gehanteerd.
2. De volumieke massa (?rd)
3. De karakteristieke diameter (d). Dit is de
theoretische zeefgrootte (in mm) waarbij de
doorval 63 % is. Deze waarde kan worden
bepaald door te interpoleren in de zeef-
kromme.
Met het stortgewicht en de volumieke massa
kan vervolgens per materiaal de pakking wor-
den berekend: pakking ? = 1 - (percentage
holle ruimte / 100) = stortgewicht / volumieke
massa. In het model wordt gerekend met de
pakking en de karakteristieke diameter van de
materialen.
Model
Het Modified Toufar model is een model uit 1997
(van Goltermann e.a.) dat een verbetering is van
een model uit 1976 (van Toufar e.a.) dat weer
een verbetering was van een model uit 1931
(van Furnas). Het model gaat er vanuit dat de
toeslagmaterialen perfecte bollen van dezelfde
diameter zijn en dat kleine bollen worden
geplaatst in de holle ruimtes tussen de grote
bollen. Met effecten van de korrelvorm wordt
rekening gehouden door de pakkingsdichtheden
van de individuele korrelgroepen te meten.
Omdat het model, althans voor twee en drie
korrelgroepen, ook goed in een spreadsheet
kan worden verwerkt worden hieronder de
formules gegeven.
Waarin:
? = korrelpakking van een combinatie van
twee korrelgroepen
y
1
/y
2
= volumefractie van de fijne/grove kor-
relgroep (bijvoorbeeld 0,45 en 0,55)
?
1
/?
2
= pakking van de fijne/grove korrel-
groep
k
d
= factor die afhankelijk is van de karak-
teristieke diameters: (d
2
- d
1
)/(d
1
+
d
2
), waarin d
1
de diameter is van de
kleine fractie en d
2
van de grote fractie
k
s
is een correctiefactor voor effecten van de
korrelvorm, waarvoor eerst een factor x moet
worden berekend:
Vervolgens kan ks worden berekend met een
van onderstaande formules:
Ondanks het beperkte aantal parameters geeft
het model een goede schatting van de pakking
van combinaties van toeslagmaterialen en
daarmee een goede voorspelling van de meest
gunstige onderlinge verhouding van de mate-
rialen.
Het model is opgesteld voor het combineren
van 2 korrelgroepen. Er kan echter een derde
korrelgroep worden toegevoegd aan het theo-
retische optimum van twee korrelgroepen.
Hierbij moeten de twee (naastgelegen) korrel-
groepen met de grootste verhouding tussen de
karakteristieke diameters (d1/d2, met d2 de
grootste diameter) eerst worden gecombi-
neerd. De zo berekende korrelgroep, met de
voor de combinatie berekende optimale pak-
king en (gewogen) karakteristieke diameter,
wordt vervolgens gecombineerd met de derde
(qua diameter meest afwijkende) korrelgroep.
Dit proces kan in principe onbeperkt worden
herhaald. Naarmate het aantal korrelgroepen
toeneemt, wordt het model wel minder
betrouwbaar. Vooral voor twee en drie korrel-
groepen geeft het model betrouwbare voor-
spellingen van de pakking, maar ook bij vier
korrelgroepen zijn de resultaten nog bruikbaar
[7]. En omdat het model gebaseerd is op een
discretisering van de zeefkromme (naar een
gemiddelde), werkt het model beter als de
korrelgrootteverdelingen van de verschillende
groepen toeslagmaterialen elkaar niet te veel
overlappen.
SOFTWARE MODIFIED TOUFAR MODEL
De formules kunnen eenvoudig in een spread-
sheet worden verwerkt, waarbij de volume-
fracties van de twee te combineren korrel-
groepen in kleine stappen worden gewijzigd.
Bij stappen van bijvoorbeeld 0,05 levert dat
een tabel op van 20 rijen. Een derde fractie toe-
voegen levert dan 20 tabellen van 20 rijen op,
waarin de hoogste berekende pakking moet
worden gezocht.
Het model was de basis voor de software
genaamd Europack, maar dat programma (dat
regelmatig in artikelen genoemd wordt) lijkt
5
VAKBLAD 2 2025
niet meer verkrijgbaar. Het Modified Toufar
model vormt ook de basis voor de Android-app
Packing van Cement&BetonCentrum. Met
deze app kan de optimale combinatie van twee
tot vier fracties worden berekend. Voor drie
fracties kan de pakking als functie van de
onderlinge verhouding ook grafisch worden
weergegeven (figuur 4), waarmee een indruk
kan worden gekregen van de gevoeligheid voor
kleine afwijkingen van het berekende opti-
mum.
TOT SLOT
Met een eenvoudig korrelpakkingsmodel zoals
Modified Toufar en het gebruik van twee tot
vier fracties toeslagmateriaal kan vaak een
hogere pakking worden bereikt dan met alleen
het gebruik van ontwerpgebieden voor toe-
slagmaterialenmengsels. Alhoewel in de prak-
tijk een goede verwerkbaarheid meestal wel
wat meer cementlijm vraagt dan theoretisch
nodig is voor het opvullen van de berekende
holle ruimte, kan door gebruik van deze
modellen de waterbehoefte en daarmee het
cementgehalte van een betonmengsel worden
verlaagd. Brede toepassing van deze modellen
kan een wezenlijke bijdrage leveren aan het
verder verduurzamen van beton.
Literatuur
[1] Cement&BetonCentrum, Roadmap CO?-reductie voor cement en beton in Nederland, november 2024.
[2] Lees, G., The design of aggregate gradings to minimum and controlled porosity - a study of packing
characteristics and void characteristics in aggregates, University of Birmingham, 1967.
[3] Betoniek Standaard 16/21, Op de korrel, Over de korrelpakking van beton, september 2017.
[4] Fennis, S., Design of Ecological Concrete by Particle Packing Optimization, thesis TU Delft, 2011.
[5] Yimam, M., Simpson,O., Abuodha, S., Using particle packing technology and admixtures for sustainable and
economical concrete mix design, International Journal of Scientific and Research Publications, vol. 13, no. 2,
februari 2023.
[6] Antunes, R., Mang, T., Effects of Aggregate Packing on Concrete Strength and Consistency, Advances in Civil
Engineering Materials, vol. 7, no. 1, ASTM International, 2018.
[7] Nel Quiroge, P., Fowler, D., The effects of aggregates characteristics on the performance of Portland cement,
International Center for Aggregates Research, The University of Texas at Austin, 2004.
3 en 4 Afbeeldingen van de Android-app Packing. Berekening van de maximum pakking met bijbehorende
volumes voor drie fracties en het ternaire diagram met berekende pakkingsdichtheden voor alle
mogelijke combinaties.
Volgens deze berekening is er theoretisch 205 liter aan cementlijm nodig. Omdat de cementpasta ook als
smeermiddel werkt is er voor een goede verwerkbaarheid in de praktijk wel meer cementpasta nodig.
6
VAKBLAD 2 2025
Er is weinig informatie beschikbaar over praktijkervaringen met de toepassing van korrelpakkingsmodellen. Er is wel veel literatuur over onderzoeken op laboratoriumschaal, waarvan de resultaten veelbelovend zijn. Het Uitvoeringsteam Roadmap CO2-reductie van het Betonakkoord heeft in 2019 ingeschat dat met gebruikmaking van korrelpakkingsmodellen gemiddeld een besparing van 10 kg cement per m³ beton haalbaar moet zijn. deze inschatting is voor 2030 ook opgenomen in de Roadmap CO2-reductie voor cement en beton in Nederland (zie kader). Uitgaande van hoogovencement CEM III/A, als representatief voor het landelijk gemiddelde CO2-profiel van alle toegepaste cementen en vulstoffen, levert dit een besparing op van 4,5 kg CO2 per m³ beton. Op een totaal (langjarig gemiddeld) betonvolume van 15.000.000 m³ levert dit een jaarlijkse besparing op van 67.500 ton CO2. Dat komt overeen met 1,6% van de totale emissie van de betonketen in 1990.
Een besparing van 10 kg cement per m³ beton komt grofweg neer op een verlaging van de waterbehoefte door optimalisatie van de korrelpakking met ongeveer 5 liter per m³ beton. als je bedenkt dat tussen de voor de betontechnoloog bekende ontwerpgebieden A-B en A-C (of I en II) ongeveer 20 liter water verschil in waterbehoefte kan zitten, lijkt 5 liter water makkelijk haalbaar. Maar optimalisatie van de korrelpakking is natuurlijk al dagelijkse praktijk voor de betontechnoloog, alhoewel op basis van graderingsgebieden. Verdere optimalisatie vraagt om meer metingen aan de toeslagmaterialen en mogelijk ook om meer opslagruimte voor verschillende typen toeslagmaterialen. Daar staat natuurlijk tegenover dat een besparing in waterbehoefte een besparing op cement en daarmee ook een verlaging van de milieukosten oplevert.
Holle ruimte
Verse betonspecie bestaat grofweg uit toeslagmaterialen en cementlijm (cement en water). Het toeslagmateriaal, meestal zand en grind, neemt met gebruikelijk ruim 70% veruit het grootste volume in. De ruimte die overblijft tussen de zand- en grindkorrels moet volledig worden opgevuld met cementlijm, omdat holle ruimtes nadelig zijn voor de druksterkte en de levensduur. Hoe minder holle ruimtes, hoe minder cementlijm er nodig is. De korrelgrootteverdeling van het toeslagmateriaal moet dus zodanig zijn dat de ruimtes tussen de grootste korrels worden opgevuld door kleinere korrels en de daarbij ontstane ruimtes weer door nog kleinere korrels, net zo lang totdat er alleen nog ruimtes zijn tussen de allerkleinste korrels toeslagmateriaal die worden opgevuld door cement en water. Het principe wordt tweedimensionaal weergegeven in figuur 1.
Reacties