De wereld van toeslagmaterialen is in beweging. Waar we ooit vertrouwden op het Nederlandse zand en grind als stevig skelet in onze betonsamenstelling, zijn deze grondstoffen door de afbouw van zand- en grindwinning in Nederland steeds moeilijker te verkrijgen. Hoewel de import van riviergrind, zeemateriaal, graniet en basalt inmiddels bekend terrein vormen, brengen ze toch andere eigenschappen met zich mee. In deze Betoniek bekijken we de invloed van toeslagmaterialen op de levensduur van beton. Hoe beoordelen we toeslagmaterialen?
BAND
UITGAVE augustus
2025
23
17
BAND
UITGAVE
Ken je korrel De eigenschappen
van toeslagmateriaal
voor beton
2 AUGUSTUS 2025 STANDA ARD 17 23
Ken je korrel
De wereld van toeslagmaterialen is in beweging.
Waar we ooit vertrouwden op het Nederlandse zand en
grind als stevig skelet in onze betonsamenstelling, zijn
deze grondstoffen door de afbouw van zand- en
grindwinning in Nederland steeds moeilijker te
verkrijgen. Hoewel de import van riviergrind,
zeemateriaal, graniet en basalt inmiddels bekend
terrein vormen, brengen ze toch andere eigenschappen
met zich mee. In deze Betoniek bekijken we de invloed
van toeslagmaterialen op de levensduur van beton. Hoe
beoordelen we toeslagmaterialen?
INLEIDING
Beton wordt gemaakt door fijn en grof toe
slagmateriaal met cementpasta aan elkaar
te lijmen. Ongeveer 70% van het betonvo
lume bestaat uit toeslagmaterialen, die zo
het harde korrelskelet vormen. In een beton
zonder toeslagmaterialen zouden er proble
men ontstaan door excessieve warmte
ontwikkeling en een te grote krimp van de
cementpasta tijdens het uitharden, om nog
maar te zwijgen van de hoge kostprijs van
een dergelijk beton. Beton zonder toeslag
materiaal is als een fiets zonder wielen.
Het is logisch dat de keuze van toeslagmate
riaal invloed heeft op de eigenschappen van
het ermee vervaardigde beton. Het toeslag
materiaal moet hard, sterk en duurzaam zijn.
Het mag ook niet te veel bestanddelen
bevatten die de hydratatie of hechting van
cementpasta negatief beïnvloeden, of op
lange termijn schades veroorzaken. Som
mige toeslagmaterialen zijn niet geschikt
voor elke toepassing.
In deze Betoniek zullen we eerst de eigen
schappen behandelen die de verwerkbaar
heid van beton beïnvloeden. Vervolgens
bespreken we de impact op de fysische
eigenschappen en mogelijke chemische
interacties tussen toeslagmaterialen en de
cementpasta. Tot slot behandelen we moge
lijke verontreinigingen in het toeslagmateri
aal. We focussen ons hierbij op primair
toeslagmateriaal met een normale volu
mieke massa. De principes zijn uiteraard ook
toepasbaar op secundaire materialen en
toeslagmaterialen voor lichtgewicht of
zwaar beton. Afhankelijk van hun herkomst
kunnen er dan nog aanvullende aspecten ?
Coverfoto
(foto: Paul
Vermeulen)
3 AUGUSTUS 2025 STANDA ARD 17 23
Naast de afmetingen bepaalt ook de vorm
van het toeslagmateriaal de verwerkbaar
heid van een betonsamenstelling. Denk
maar aan het verschil tussen een hoekig
zand van gebroken kalksteen en een rond
rivierzand met een vergelijkbare zeef
kromme. Het toeslagmateriaal met ronde
vormen geeft een betere verwerkbaarheid
in de betonspecie. Daarentegen bieden
ruwe en hoekige korrels vaak een verbe
terde hechting. Voor grof toeslagmateriaal
kan de vorm beoordeeld worden met de
vlakheidsindex volgens NEN-EN 933-3. Een
hogere vlakheidsindex betekent hoekiger
toeslagmateriaal. Met zowel ronde als hoe
zijn die aandacht vereisen naast de punten
die we in deze Betoniek behandelen.
AFMETINGEN EN VORM
In een goed uitgerust betonlaboratorium
staat een set zeven om de korrelgroottever
deling van toeslagmateriaal te bepalen.
De afmetingen van het toeslagmateriaal zijn
namelijk erg bepalend voor de verwerkbaar
heid en sterkte van het ermee vervaardigde
beton. Een goede korrelopbouw in een
betonsamenstelling laat de korrels beter op
elkaar aansluiten, wat de benodigde hoe
veelheid pasta kan verminderen. (zie Beto -
niek Standaard 16/21: Op de Korrel).
1 Steengroeve,
een natuurlijke
bron van
toeslagmateriaal
(foto: Pascal
Bulan /
Unsplash)
4 AUGUSTUS 2025 STANDA ARD 17 23
kige toeslagmaterialen kan echter kwalita
tief beton gemaakt worden.
STERKTE VAN HET TOESLAGMATERIAAL
Los Angeles ? de 'City of Angels' ? is niet
enkel de filmstad waar vele Hollywood ster
ren verblijven, maar ook de stad waarnaar
de LA-index genoemd is. Deze test meet de
weerstand tegen verbrijzeling en slijtage
door een grof toeslagmateriaal in een trom
mel met stalen kogels te laten ronddraaien.
Het percentage materiaalverlies bepaald de
LA-klasse. Een toeslagmateriaal met een
hogere LA-klasse heeft meer materiaal
verlies in de trommel.
De LA-index wordt vaak gebruikt als alge
mene maatstaf voor de kwaliteit van toe
slagmaterialen. De druksterkte van het toe
slagmateriaal zelf wordt zelden gemeten.
Bij normale sterkte beton (sterkteklasse tot
C50/60) met de gebruikelijke toeslagmate
rialen zal het toeslagmateriaal doorgaans
niet de zwakste schakel zijn. Het beton
bezwijkt in de aanhechtingszone van de
cementmatrix rondom de toeslagmateriaal
korrel, ook wel de ITZ genaamd (Interfacial
Transition Zone). De sterkte van toeslagma
terialen wordt pas van belang bij gebruik van
alternatieve toeslagmaterialen met een zeer
lage sterkte, of bij hogesterktebeton waarbij
de ITZ sterker is dan het toeslagmateriaal
zelf. In hogesterktebeton kan het daarom
interessant zijn om een sterker toeslagma
teriaal zoals porfier of basalt te gebruiken.
In normale sterkte beton bestaat geen ver
band tussen de LA-index en de druksterkte
en worden geen eisen gesteld aan de LA-
index van toeslagmaterialen. Bij gebruik in
hogesterktebeton wordt in de norm NEN
5905 een LA-index van maximaal LA30 voor
geschreven. Porfier voldoet doorgaans aan
LA15, gebroken grind aan LA20 en kalk
steen aan LA30. Betongranulaat heeft soms
een LA-index groter dan 40.
De LA-index is vooral relevant wanneer
beton wordt blootgesteld aan slijtage, zoals
bij zwaar belaste vloeren of wegverhardin
gen. Voor betonverhardingen schrijven de
Standaard RAW Bepalingen 2020 generiek de
klasse LA30 voor. Een vergelijking tussen de
LA-index en slijtagetesten op beton levert
echter niet altijd een één-op-één correlatie
op. Het is dan ook beter om de slijtage op
beton zelf te meten. In de RAW-bepalingen
worden dus nog aanvullende eisen gesteld
aan de polijstwaarde (PSV, Polished Stone
Value) van grof toeslagmateriaal, waarbij het
toeslagmateriaal beproefd wordt in een
gestandaardiseerd betonmengsel volgens
NEN-EN 1097-8. Een hogere polijstwaarde
betekent dat het toeslagmateriaal minder
snel glad wordt door slijtage. Voor gebruik in
licht belaste wegen wordt PSV48 voorge
schreven en bij zwaar belaste wegen PSV53.
TREKSTERKTE EN E-MODULUS
De andere mechanische eigenschappen van
beton worden eveneens beïnvloed door het
gebruikte toeslagmateriaal. Gebroken
gesteente van hoge kwaliteit verhoogt de
treksterkte, terwijl gladde korrels deze ver
lagen door een mindere hechting. Bij gebruik
van kleinere korreldiameters wordt de trek
sterkte hoger. Omdat de hechtsterkte van het
wapeningsstaal vooral afhangt van de trek-
sterkte van het beton is deze op dezelfde
wijze gerelateerd aan het toeslagmateriaal.
Ook de elasticiteitsmodulus hangt af van het
type toeslagmateriaal. Zandsteen geeft ten
opzichte van grind bijvoorbeeld een 30%
lagere waarde, kalksteen 10% lager, en
basalt juist 20% hoger (fig. 2) Daarnaast
beïnvloedt het toeslagmateriaal de rek
grens, kruip en thermische uitzetting.
Net zoals de sterkte, is ook de levensduur
van beton van groot belang. We beginnen
met de tegenpool van het warme
Los Angeles: vorst en koude.
5 AUGUSTUS 2025 STANDA ARD 17 23
DE VORSTBESTANDHEID VAN GROF
TOESLAGMATERIAAL
Vorst-dooischade in beton manifesteert zich
meestal als afschilfering van de cement
matrix in de toplaag. Echter, ook het toeslag
materiaal kan leiden tot vorstschade in het
beton. Als een enkele korrel nabij het beton
oppervlak kapotvriest, spreken we van een
pop-out, wat we in het kopje 'pop-outs door
vorstgevoelige korrels' nader zullen bespre
ken. Bij te veel vorstgevoelige korrels kan de
expansie van het toeslagmateriaal ook lei
den tot desintegratie van het beton.
In de VS noemt men de scheurvorming door
vorstschade in toeslagmateriaal D-scheuren
(Durability Cracking). Deze beginnen vaak bij
de voegen van een betonverharding, waar
het beton met water verzadigd is. Als het
water in de poriën van toeslagmateriaal
bevriest, wil dit uitzetten en ontstaat er een
aanzienlijke druk binnenin de toeslagkorrel
die deze korrel en de omliggende cementma
trix kan verbrijzelen. De eerste D-scheuren
verschijnen parallel aan voegen en zullen
zich over de jaren heen uitbreiden naar het
midden van de betonverharding toe (fig. 3).
De vorstbestandheid van toeslagmateriaal
hangt af van de waterabsorptie en poriën
structuur. Fijnere poriën trekken meer vocht
aan, maar hebben ook een lager vriespunt.
Grotere poriën bevriezen eerder en maken
het materiaal ook zwakker. De waterdoor
laatbaarheid en de treksterkte van het
gesteente spelen ook een rol. Proeven op los
toeslagmateriaal, waarbij de vorstbestand
heidsklasse bepaald wordt door het materi
aalverlies na een aantal vorst-dooicycli te
meten, geven niet altijd een goed beeld
omdat de vorst-dooimechanismen bij een
0
10
20
30
40
50
60
C12/15
C16/20
C20/25
C25/30
C30/37
C35/45
C40/50
C45/55
C50/60
C55/67
C60/75
C70/85
C80/95
C90/105
E-Modulus (GPa)
E-modulus NEN EN 1992-1-1
Basalt (+20%)
Kwarts
Kalksteen (-10%)
Zandsteen (-30%)
2 De invloed van het toeslagmateriaal op de E-modulus van beton in de norm NEN EN 1992-1-1
3 D-cracking (foto: Jim Grove)
6 AUGUSTUS 2025 STANDA ARD 17 23
toeslagmateriaal omringd door cementpasta
in beton anders zijn dan deze in toeslagmate
riaal dat los beproefd wordt. Een toeslagma
teriaal dat slecht scoort in de vorst-dooiproef
op toeslagmateriaal kan goed scoren in een
vorst-dooiproef op beton of omgekeerd.
In Nederland worden vaak geen eisen opge
legd aan de vorstbestandheid van toeslag
materialen. Enkel in de Standaard RAW bepa
lingen wordt een vorstbestandheidklasse F2
gevraagd voor toeslagmateriaal in betonver
hardingen. De vorstbestandheid van beton
wordt in Nederland vooral gelinkt aan de
water-cementverhouding, het gebruik van
luchtbelvormers en een goede nabehande
ling van het jonge beton. Door het gematigde
klimaat in ons kikkerlandje komt dit soort
schade gelukkig (nog) niet vaak voor.
CHEMISCHE INTERACTIES VANUIT HET
TOESLAGMATERIAAL
Er zijn naast vorst nog meer redenen
waarom toeslagmaterialen kunnen zwellen.
Bijvoorbeeld door een alkali- silicareactie
tussen het toeslagmateriaal en het bindmid
del, of andere chemische interacties. Zelfs
een klein percentage aan schadelijke stoffen
in 70% van het betonvolume kan al een grote
impact hebben op de globale betonkwaliteit.
Expansie door alkali-silicareactie
Over de alkali- silicareactie (ASR) kan je wel
een Betoniek op zich schrijven, en dat is dan
ook al gedaan (Betoniek Standaard 17/05:
ASR-bestand). Hier beperken we ons tot
een beknopte samenvatting. ASR in beton is
een chemische reactie tussen de alkalische
deeltjes in de cementmatrix en korrels toe
slagmateriaal die reactieve silica bevatten.
Dit leidt tot interne zwellingen met scheur
vorming tot gevolg. ASR zal enkel plaatsvin
den als aan drie voorwaarden is voldaan:
voldoende vocht + voldoende vrije alkaliën +
reactieve toeslagmaterialen.
Door de procedures zoals beschreven in
CROW-CUR Aanbeveling 089 te volgen, kan
schadelijke ASR goed voorkomen worden.
Omdat betongranulaat vanwege zijn variabele
herkomst steeds een ASR-risico bevat, is het
aan te raden om dit materiaal hierbij als
potentieel reactief toeslagmateriaal te
behandelen. Bij de berekening van het totale
gehalte alkaliën in beton worden ook de alka
liën in het toeslagmateriaal meegenomen
omdat deze zich over de langere termijn
mogelijk vrij in het vochtige beton kunnen
verplaatsen.
Omdat het Nederlandse rivierzand en grind
relatief weinig reactieve silica bevat en er
veel met CEM III/B cement gebouwd wordt,
zijn er in Nederland tot nog toe relatief wei
nig gevallen van ASR.
Expansie door alkali-carbonaatreactie
De alkali-carbonaatreactie is het minder
bekende broertje van de alkali- silicareactie.
Bij de alkali-carbonaatreactie zullen dolo
mietgesteenten zich in beton dedolomitise
ren, waarbij het mineraal bruciet gevormd
wordt. De vorming van bruciet gaat gepaard
met expansie en veroorzaakt zo schade. Het
meeste dolomiet dat gevoelig is voor deze
reactie heeft echter een te lage korrel
sterkte en is daardoor niet geschikt om
beton mee te vervaardigen. Dit type schade
is hierdoor erg zeldzaam.
4 ASR in de Kazematten aan de afsluitdijk
te Kornwerderzand (foto:
Edwin Vermeulen )
7 AUGUSTUS 2025 STANDA ARD 17 23
Expansie door zwavel of sulfaten
Zwavel, een element dat vaak een associatie
oproept met de vurige diepten van de hel,
speelt ook een rol in de wereld van toeslag
materialen. Zwavel kan leiden tot het ont
staan van schadelijke sulfaatverbindingen
zoals ettringiet of thaumasiet. Het is dus
cruciaal om de aanwezigheid van zwavel
verbindingen te controleren.
Gedurende lange tijd werd expansie door
ettringiet beschouwd als de belangrijkste
oorzaak van schades door sulfaten. In de
afgelopen dertig jaar wordt steeds vaker ook
thaumasiet aangetroffen in dergelijke scha
des. Thaumasiet is een calcium- silicaat-
carbonaat-sulfaat-hydraat dat qua structuur
vergelijkbaar is met ettringiet. Thaumasiet
en ettringiet kunnen samen voorkomen in
beton.
De thaumasietvorm verschilt omdat het de
calcium- silicaathydraten (CSH) van de
cementmatrix zijn die reageren met het sul
faat, en niet de calcium- aluminaathydraten
zoals bij de vorming van ettringiet. Omdat
CSH-verbindingen verantwoordelijk zijn
voor de sterkte en duurzaamheid van de
cementmatrix, brengt de vorming van thau
masiet een verlies van sterkte en samen
hang met zich mee. De cementmatrix wordt
langzaam omgevormd tot een papachtige,
onsamenhangende massa. In tegenstelling
tot ettringiet is het hier dus niet de expansie
die tot schade leidt, maar het verlies aan
sterkte en samenhang. Voor een
thaumasiet reactie zijn naast sulfaten en
natte, koude omstandigheden ook carbo
naat-ionen nodig, afkomstig uit kalksteen
toeslagmaterialen of kalksteenmeel in het
cement of vulstof. (Zie Betoniek Vakblad:
Vijf vinkjes voor thaumasiet).
In Nederland is nog geen schade door thau
masietvorming vastgesteld. Dit kan veran
deren nu er meer kalksteentoeslagmateriaal
gebruikt zal worden en er meer kennis is
over dit type schade. In het Verenigd
Koninkrijk zijn enkele funderingen die in
contact staan met grondwater dat veel
sulfaten aanvoert, getroffen door deze vorm
van sulfaataanval.
Chloriden
Om corrosie van de wapening te voorkomen,
mag het totale chloridegehalte in een beton
mengsel niet te hoog zijn. Om die optelsom
te kunnen maken, moet het chloridegehalte
van alle grondstoffen, dus ook het toeslag
materiaal, bekend zijn. Bij toeslagmateriaal
afkomstig van binnenlandse groeves is het
chloridegehalte vaak minder dan 0,01% en
daardoor zelden een probleem. Bij toeslag
materialen uit zee of recyclingprocessen
moeten we het chloridegehalte echter
nauwlettend in de gaten houden. Goede
monitoring over verschillende productie
periodes is hierbij cruciaal.
VERVUILING IN HET TOESLAGMATERIAAL
Kleine gehaltes van bepaalde deeltjes kun
nen aanzienlijke effecten hebben op het
uiterlijk van beton, of zelfs een negatieve
invloed hebben op de betonkwaliteit. In
deze alinea's richten we ons op verontreini
gingen in het toeslagmateriaal. We behan
delen het effect van klei, humus, schelpen,
pop-outs door vorstgevoelige korrels en
vieze vlekken vanuit pyriet. Eén ding mag
duidelijk zijn: beton houdt niet van onge
wenste gasten.
Zeer fijn materiaal
Het gehalte zeer fijn materiaal in toeslagma
teriaal verwijst naar de deeltjes die kleiner
zijn dan 0,063 mm. Afhankelijk van hun aard
en hoeveelheid, kunnen deze kleine deeltjes
grote gevolgen hebben. Bij het breken van
rotsen tot toeslagmateriaal, ontstaat altijd
een aanzienlijke hoeveelheid zeer fijne delen.
Dit breekstof wordt gedeeltelijk verwijderd
8 AUGUSTUS 2025 STANDA ARD 17 23
tijdens het wassen, maar een deel blijft
onvermijdelijk achter in het toeslagmateriaal.
Toeslagmaterialen zoals rivierzand of grind
kunnen ook kleideeltjes of slib bevatten.
Zeer fijn materiaal verhoogt altijd de water
behoefte. Waar het breekstof verder geen
negatieve impact heeft, is de aanwezigheid
van klei en slib op de toeslagkorrels erg
nadelig voor de hechting van de cementma
trix aan dit toeslagmateriaal. Het is dus cru
ciaal dat de fijne delen ofwel vermeden wor
den, ofwel van de juiste kwaliteit zijn. Als het
gehalte aan zeer fijn materiaal hoger is dan
de grenswaarden uit Tabel 1, van NEN 5905,
dient er een onderzoek plaats te vinden naar
kleimineralen met de methyleenblauwproef
(NEN EN 933-9). Zo wordt bepaald of de
fijne delen klei bevatten.
Organisch materiaal: impact op de
sterkteontwikkeling
Organisch materiaal in toeslagmateriaal kan
de binding en verharding van cement beïn
vloeden. Op primaire toeslagmaterialen
wordt het gehalte organische materialen
beoordeeld met de methodes uit NEN EN
1744-1. Als organisch materiaal wordt ont
dekt, of er aanwijzingen zijn dat suiker of
bepaalde anorganische verbindingen aan
wezig kunnen zijn, wordt een aanvullend
onderzoek uitgevoerd naar de impact op het
opstijfgedrag en de druksterkte op 28 dagen
van een mortel.
Schelpen
Een enkel schelpje in het toeslagmateriaal
mag dan wel nostalgische strandherinnerin
gen oproepen, het wordt een ander verhaal
bij hogere gehaltes. Schelpen hebben een
aantal ongewenste eigenschappen. Ze zijn
hoekig en vergroten de kans op luchtinslui
tingen, verhogen de watervraag en kunnen
de vorstbestandheid negatief beïnvloeden.
Voor kritische toepassingen zoals monoliet
vloeren is dus voorzichtigheid geboden.
Opdrijvende schelpen kunnen zichtbaar
worden aan het oppervlak. Extra aandacht is
dan ook nodig bij gebruik van zeemateriaal.
Eén schelpje mag, maar liever niet te veel.
Pop-outs door vorstgevoelige korrels
Na een periode van regen gevolgd door
strenge vorst, kunnen met water verzadigde
zachte poreuze korrels in het toeslagmateri
aal bevriezen. IJs neemt meer ruimte in dan
water en zal proberen uit te zetten. In de
kern van het beton gebeurt meestal niet
veel. Beton kan van nature goed drukkrach
ten opvangen. Nabij het betonoppervlak is
de situatie anders. Aan één zijde van de kor
rel zit slechts een dunne laag beton over de
uitzettende korrel die het geheel bij elkaar
moet houden. Beton is minder goed in het
opnemen van trekkrachten. Als de uitzet
tende korrel zich te dicht bij het oppervlak
bevindt, zal er een schilfer beton afgedrukt
worden.
Tabel 1. Maximaal toelaatbaar gehalte aan zeer fijn materiaal
HERKOMST TOESLAGMATERIAAL GEHALTE WAARBOVEN ONDERZOEK NAAR STERK
ZWELLENDE KLEIMINERALEN MOET WORDEN
VERRICHT (MASSAPERCENTAGE)
Rond zand 1,0
Grind 1,5
Groeve (gebroken rots), D ? 4 mm 3,0
Groeve (gebroken rots), D > 4 mm 4,0
Beton- en menggranulaat, hoogoven- en staalslakn.v.t.
9 AUGUSTUS 2025 STANDA ARD 17 23
Omdat het slechts een oppervlakkige schilfer
beton is die loskomt, is de impact op de con
structieve werking van de betonconstructie
verwaarloosbaar. In veel toepassingen is een
enkele pop-out na vorst dan ook geen pro
bleem. Als er wel esthetische eisen aan het
betonoppervlak gesteld worden zijn pop-
outs niet gewenst en is een goede keuze van
het toeslagmateriaal des te belangrijker. Het
toeslagmateriaal kan worden beoordeeld
met een petrografische analyse van de indivi
duele korrels op vorstgevoelige, zwakke of
erg poreuze deeltjes (NEN-EN 932-2). De
usual suspects zijn krijtkorrels , poreuze
vuursteen, en zandsteentjes. In bepaalde
soorten toeslagmateriaal, zoals zeegrind,
valt het niet uit te sluiten dat vorstgevoelige
deeltjes aanwezig zijn.
Lichte delen, hout, oerhout
Als een betonvloer zichtbaar blijft, wil je dat
deze er verzorgd uitziet. Het percentage
lichtgewicht deeltjes dat naar horizontale
oppervlakken opdrijft in de verse betonspe
cie moet beperkt blijven. Stukjes hout,
steenkool, zandsteentjes, maar ook EPS
kunnen oneffenheden veroorzaken in het
beton. In een monolietvloer wordt alles
gladgeschuurd en bedekt met een laagje
cementpasta zodat bij oplevering de vloer
een prachtig effen egaal oppervlak heeft.
Omdat de lichte deeltjes niet sterk zijn, zal
na ingebruikname het dunne cementlaagje
echter snel breken en worden de lichtere
deeltjes alsnog zichtbaar.
Overmatige hoeveelheden lichte delen beïn
vloeden ook de duurzaamheid van de beton
vloer. Voor algemene toepassingen geldt
een maximale hoeveelheid van 0,5%
(massa/massa) voor fijne toeslagmateria
len en 0,1% voor grove toeslagmaterialen.
Indien de oppervlaktekwaliteit van groot
belang is, worden strengere grenswaarden
gehanteerd: respectievelijk 0,25% en 0,05%.
Bij 0,05% (m/m) zijn er dus 0,5 kg lichte ver
ontreinigingen toegestaan op 1000 kg grind.
5 Oer in beton (beeld: Douwe Lootsma)
6 EPS afkomstig uit secundair toeslagmateriaal
(foto: Douwe Lootsma)
10 AUGUSTUS 2025 STANDA ARD 17 23
Dit is qua volume best veel, gezien de lagere
volumieke massa van de lichte delen verge
leken met het regulier toeslagmateriaal.
In toepassingen met decoratief of architec
tonisch beton wordt dan ook vaak een nul
tolerantie gevraagd.
Bruine roestvlekken door pyriet
Naast pop-outs kan er ook vlekvorming ont
staan door onvolkomenheden in het toe
slagmateriaal. De ontsierende zwartbruine
vlekken van pyriet zijn een bekend en moei
lijk te verwijderen probleem, maar ook oer
hout of sideriet (FeCO
3
) kunnen roestvlek
ken veroorzaken. Op verticale oppervlakken
zullen zelfs kleine pyrietdeeltjes opvallende
bruine strepen opleveren.
Pyriet, of andere vormen van ijzersulfide,
veroorzaken vlekken door oxidatie. De che
mische reactie is 4 FeS
2
+ 15 O
2
+ 14 H
2
O -> 4
Fe(OH)
3
+ 8 H
2
SO
4
. Het ontstane Fe(OH)
3
noemen we in de volksmond roest en geeft
de bruine roestvlekken. Het zwavelzuur
H
2
SO
4
reageert met calciumverbindingen uit
de cementmatrix en vormt expansieve sul
faatverbindingen zoals ettringiet, die lokaal
pop-outs kunnen veroorzaken. Pyrietoxida
tie leidt dus zowel tot roestvlekken als pop-
outs. Voor de reactie is zuurstof en water
nodig. In een dichter beton zal de reactie
trager verlopen en kan het soms maanden
duren voordat de eerste lekstrepen worden
opgemerkt.
Het roestwater dat de lelijke strepen geeft,
heeft op zichzelf geen constructieve gevol
gen. Bij herstel moet de kern van pyriet vol
ledig worden uitgeboord en gevuld met een
reparatiemortel. Het met roestwater ver
kleurde betonoppervlak vereist intensieve
reinigingstechnieken, wat soms een aange
vreten oppervlak achterlaat. Expansieve
ettringietvorming kan wel schadelijk zijn als
het aandeel pyriet te groot is. Bij aanwezig
heid van pyriet in het toeslagmateriaal mag
het totale zwavelgehalte van dat toeslagma
teriaal daarom niet hoger zijn dan 0,1%. In
kleine hoeveelheden veroorzaakt pyriet
enkel lokale pop-outs en roestvlekken, in
grote hoeveelheden desastreuze expansie.
De aanwezigheid van vlekken veroorza
7 Sommige drijvende deeltjes zijn erg vergelijkbaar aan
een grindkorrel qua uiterlijk. (foto: Farid van der Vurst)
11 AUGUSTUS 2025 STANDA ARD 17 23
kende ijzerverbindingen kan beoordeeld
worden met de methode uit NEN EN 1744-1
(zie Betoniek 2000: Verroest!)
TOT SLOT
De toeslagmaterialen vormen het skelet van
beton. De vorm en afmeting van de korrels
bepalen in belangrijke mate de verwerk
baarheid en sterkte-eigenschappen. Verder
zullen de vorstbestandheid, chemische
samenstelling en verontreinigingen in het
toeslagmateriaal mede de eigenschappen
en levensduur van het ermee vervaardigde
beton bepalen.
Een doordachte materiaalkeuze vormt de
beste garantie voor beton dat voldoet aan
alle technische en esthetische eisen. Naar
mate meer nieuwe toeslagmaterialen hun
intrede doen in de markt, wordt een goede
kennis ervan steeds belangrijker. Met de
juiste keuzes worden de potentiële risico's
verkleind en kunnen we met deze toeslag
materialen nog decennialang hoogwaardig
beton produceren.
VERSCHIL HOUT, OERHOUT, PYRIET EN OER
De termen hout, oerhout, pyriet en oer worden
soms door elkaar gehaald, wat leidt tot mis-
communicatie. Om de misverstanden voor eens
en altijd uit de wereld te helpen, definiëren we
in dit kader de vier soorten verontreinigingen.
Oerhout is een benaming die in de betonwereld
gebruikt wordt voor een vorm van versteend
hout met een soortelijk gewicht tussen 1000 en
2000 kg/m³. Het is een moeilijk te herkennen
vervuiling in de ingangscontrole van grind,
vanwege zijn vergelijkbare vorm en kleur. Tij-
dens het storten komt oerhout opdrijven in
hoog vloeibare betonspecie. Na verharden van
het beton droogt de oerhoutkorrel langzaam
uit, krimpt, en komt los te liggen van de omlig-
gende cementmatrix. Mooi is het niet. Al bij zeer
lage concentraties van slechts 0,02% (m/m)
kunnen grote schadeclaims volgen bij gevoe-
lige toepassingen zoals monolietvloeren.
Hout is licht, makkelijk herkenbaar en op te
sporen doordat het drijft in water. In opgebag-
gerd zand en grind verwijdert de producent
mee opgezogen houtdeeltjes met een was
installatie. Er kan echter altijd een heel klein
aandeel door de reinigingsinstallatie glippen.
Hout kan in meer of mindere mate versteend
zijn waardoor de volumieke massa toeneemt.
Pyriet of ijzersulfide, is een mineraal dat oxi-
deert tot roestbruine vlekken. Het is de oor-
zaak van de meeste roestuitbloedingen aan
het betonoppervlak en onderscheidt zich van
oerhout door zijn chemische reactiviteit en
vorming van expansieve sulfaatverbindingen.
Pyriet kan naast bruine roestvlekken ook
lokaal pop-outs veroorzaken.
Oer is een containerbegrip dat wordt gebruikt
om verschillende soorten ijzerhoudende ver-
ontreinigingen zoals pyriet, limoniet en side-
riet aan te duiden in toeslagmateriaal voor
beton. Al deze verschillende soorten oerdeel-
tjes veroorzaken roestbruine vlekken op het
betonoppervlak.
8 Pyrietvervuiling in decoratief beton
(foto: Jorusz / Tweakers)
12 AUGUSTUS 2025 STANDA ARD 17 23
BETONIEK = STANDAARD + VAKBLAD
Onderdeel van het Betoniek-abonnement is naast Betoniek Standaard ook Betoniek
Vakblad. Dit is een magazine op groot formaat met artikelen over onder meer projecten,
ontwikkelingen, onderzoek, regelgeving en onderwijs. Deze artikelen worden geschreven
door de lezers van Betoniek zelf. Daarin wijkt Betoniek Vakblad dus af van Betoniek
Standaard, dat volledig door een deskundige redactie wordt geschreven. Betoniek Vakblad
verschijnt vier keer per jaar. Alle artikelen zijn te raadplegen op www.betoniek.nl.
Voor leden van Betoniek is dat gratis!
VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BE TONVAK BL AD
2 2025
Van grijs
naar groen
ONDER ZOEK N A AR KORRELPAKK INGSMODELLEN ? HER ZIENING NEN 8005
? K LINK EREFFICIËNTE CEMENTEN ? DOORGA ANDE STERK TEONT WIKK ELING
Special
Symposium
CO
2
-reduc tie
in beton
BV 02-2025_Cover.indd 1BV 02-2025_Cover.indd 1
16-05-2025 12:4516-05-2025 12:45
Literatuur
1 Betoniek 15/4: Steenrijk
2 Betoniek Standaard 17/5: ASR-bestand
3 Betoniek 2000: Verroest!
4 NEN EN 12620 + NEN 5905
5 Leenders, F., Vijf vinkjes voor thaumasiet, Betoniek Vakblad 2024/4
6 CROW ? Standaard RAW Bepalingen 2020, Hoofdstuk 82, Betonverhardingen
7 Materials Related Distress: Aggregates ? Best Practices for Jointed Concrete Pavements,
U.S. Department of Transportation, Federal Highway Administration, 2015
Lidmaatschap 2024
Kijk voor meer informatie over
onze lidmaatschappen op
betoniek.nl/lidworden
of neem contact op via
klantenservice@aeneas.nl of
073 205 10 10.
Voorwaarden
Je vindt onze algemene
voorwaarden op
betoniek.nl/algemene-
publicatievoorwaarden-betoniek. Betoniek Standaard is onderdeel van Betoniek Platform, hét kennisplatform over
technologie en uitvoering van beton. Betoniek Standaard verschijnt 4x per jaar en is een
uitgave van Aeneas Media bv, in opdracht van het Cement&BetonCentrum. In de
redactie zijn vertegenwoordigd: Betonova, Cement&BetonCentrum, Heidelberg Mate
rials, IJB Groep, Kiwa Nederland, Heijmans, SKG-IKOB, TNO en Aeneas.
Uitgave
Aeneas Media bv
ruimte 4125
Veemarktkade 8
5222 AE 's-Hertogenbosch
Website
betoniek.nl
Klantenservice
073 205 10 10
klantenservice@aeneas.nl
Vormgeving
Inpladi bv, Cuijk
Redactie
073 205 10 27
betoniek@aeneas.nl
Hoewel de grootst mogelijke zorg
wordt besteed aan de inhoud van
het blad, zijn redactie en uitgever
van Betoniek niet aansprakelijk
voor de gevolgen, van welke aard
ook, van handelingen en/of beslis
singen gebaseerd op de informatie
in deze uitgave.
Niet altijd kunnen rechthebbenden
van gebruikt beeldmateriaal
worden achterhaald. Belang
hebbenden kunnen contact
opnemen met de uitgever.
© Aeneas Media bv 2024
ISSN: 2352-1090
KENNISDELING VIA BETONIEK, DANKZIJ ONZE PARTNERS
Beton wordt gemaakt door fijn en grof toeslagmateriaal met cementpasta aan elkaar te lijmen. Ongeveer 70% van het betonvolume bestaat uit toeslagmaterialen, die zo het harde korrelskelet vormen. In een beton zonder toeslagmaterialen zouden er problemen ontstaan door excessieve warmteontwikkeling en een te grote krimp van de cementpasta tijdens het uitharden, om nog maar te zwijgen van de hoge kostprijs van een dergelijk beton. Beton zonder toeslagmateriaal is als een fiets zonder wielen. Het is logisch dat de keuze van toeslagmateriaal invloed heeft op de eigenschappen van het ermee vervaardigde beton. Het toeslagmateriaal moet hard, sterk en duurzaam zijn. Het mag ook niet te veel bestanddelen bevatten die de hydratatie of hechting van cementpasta negatief beïnvloeden, of op lange termijn schades veroorzaken. Sommige toeslagmaterialen zijn niet geschikt voor elke toepassing.
Reacties