Een maandelijkse  uitgave van 	de 	
Vereniging  Nederlandse  Cementindustrie 
postbus 	3011, 5203 	DA 's-Hertogenbosch 	
Schuimbeton  ... 
daar  zit wat  in 
Voor 	trouwe 	BETONJEK-lezers 	zal schuimbeton 
niet  onbekend  zijn. Ruim  zes jaar  geleden  werd 
een  eerste  aflevering  aan dit, toen  nog betrekkelijk 
nieuwe  materiaal  gewijd. 	
Inmiddels 	wordt 	schuim	
beton op steeds  grotere  schaal toegepast: op dit 
moment  in ons  land  circa 	
100.000 	m3 	per 	jaar 	en 	
het 
gebruik  neemt nog steeds  toe. 
De  ontwikkelingen  ten aanzien  van 	
de 	technologie 
van  schuimbeton  en de produktieapparatuur 
hebben 	
de 	afgelopen  jaren niet stilgestaan;  het 
grondstoffenpakket  voor de vervaardiging  van 
schuimbeton  is sterk  uitgebreid  en 	
er 	is een 
groeiend  aantal produktiemethoden,  afgestemd op 
specifieke  eigenschappen  danwel toepassingen. 
Al  met  al voldoende  aanleiding  om over  dit 	
onder	
werp  weer  eens 'bij te praten'. 
Wat  verstaan  we onder  schuimbeton? 
Schuimbeton  is een  cementgebonden  materiaal 
met  een lage  volumieke  massa, dat bestaat  uit een 
matrix  van cementsteen  en kunstmatig 
ingebrachte  luchtbelletjes 	
al of niet  samen  met fijn 
toeslagmateriaaL  De  volumieke  massa van schuimbeton  kan 
variëren  van circa 	
400 	tot 	1600 	kg 	per 	m3, 	een  fors 
verschil  dus met  grindbeton  met zijn volumieke 
massa  van circa 	
2350 	tot 	2400 	kg per 	m3. 	
Deze  lage volumieke  massa wordt in principe 
bereikt  door in plaats  van het zware  zand en grind 	
september  1988 	17/28 	
een speciaal  schuim als 'toeslagmateriaal'  te 
gebruiken. 
Bij  de vervaardiging  van schuimbeton  wordt altijd 
eerst  een zogenaamde  basisspecie aangemaakt. 
Deze  basisspecie  bevat in ieder  geval  cement  en 
water  en eventueel  ook vulstoffen,  fijn zand  en 
hulpstoffen.  De basisspecie  is dus  een 	
voor	
menging  van 	de 	zwaardere  componenten  tot een 
vloeibare  mortelspecie. 
Aan  deze  basisspecie  wordt de berekende 
hoeveelheid  schuim toegevoegd  waardoor een 
dun  vloeibare  specie ontstaat,  die zich  gemakkelijk 	
laat 	verwerken. 
Afhankelijk  van de gekozen  volumieke  massa is 
het  schuimaandeel,  ofwel het volume  aan fijn 
verdeelde  luchtbelletjes, 	
30 	tot 	80% 	van het totale 
volume  van 	
de 	schuimbetonspecie. 	
Op 	een breukvlak  van schuimbeton  kan men 	de 	
zeer  fijn verdeelde  ronde luchtholten  in 	de 	
cementsteen  zien. 	In het algemeen  hebben deze 
luchtbelletjes  een doorsnede  tussen 	
0,2 	en 	
0,4mm. 
De verharding  van schuimbeton  verloopt 
overigens  geheel overeenkomstig  die van  andere 
cementgebonden  materialen. 
Grondstoffen 
Voor 	het vervaardigen  van schuimbeton  zijn dus 
de  volgende  grondstoffen  nodig: 
- cement; 
- water; 
- schuim; 
eventueel  aangevuld  met 
- toeslagmaterialen  (dit kan  bestaan  uit fijn  zand 
en/of  licht toeslagmateriaal); 
- vulstoffen; 
- hulpstoffen. 	
Cement 
In schuimbeton  kunnen in principe  dezelfde
Aanleg van een  plattelandsweg  met een funderingslaag 
van  schuimbeton.  Toepassing van schuimbeton 	als 	lich; 	funderingsmateriaal  beperkt de zettingen  in gebieden 
met  een  slappe  ondergrond 
cementsoorten  worden toegepast  als in 	grind	
beton.  Evenals  bij grindbeton  kan voor  een 
snellere  verharding  desgewenst  een klasse  B of 	
C 	
cement  worden  gebruikt. 
Bij  de toepassing  van deze  snelverhardende 
cementtypen  dient men bij schuimbeton  rekening 
te  houden  met de warmte-ontwikkeling.  De bij de 
verharding  vrijkomende  warmte heeft slechts  een 
geringe  massa op te warmen  terwijl het 	
verhar	
dende  schuimbeton 	al redelijk  isolerende 	eigen	
schappen  bezit. 	In constructies  met 	wat 	grotere 
afmetingen  kunnen daardoor  forse temperatuurs
verhogingen  voorkomen! 	
Schuim/schuimmiddel 
De grondstof  voor het maken  van schuim  is een 
zogenaamd  schuimmiddel  of schuimconcentraat 
Deze  schuimmiddelen  zijn zorgvuldig 	
samen	
gestelde  chemicaliën  op organische 	of 	
synthetische  basis, danwel  een combinatie 
daarvan.  De geschiktheid  van schuimmiddelen 
voor  schuimbeton  kan uitsluitend  door uitgebreid 
geschiktheidsonderzoek  aan schuimbeton
mengsels  worden beoordeeld. 
De  schuimmiddelen  worden nooit in pure  vorm 
gebruikt;  het is gebruikelijk  ze te verdunnen  in 
water  in een  volumeverhouding  die in het 
algemeen  ligt tussen  1 	
:30 	en 1 	:60  (schuim	
middel:water).  Eenmaal in water  opgelost  zijn 	de 	
middelen  beperkt(er)  houdbaar. 
De  schuimoplossing  wordt 	
in een schuimagregaat 
met  lucht  gemengd  tot een  stabiel  schuim, 	
waar	
van de volumieke  massa doorgaans  ligt tussen 	cir	
ca 	40 	en 	70 	kg per 	ma. 	
Toeslagmateriaal 
Schuimbeton  stelt heel  specifieke  eisen aan het 
toeslagmateriaaL  Het zal duidelijk  zijn dat zwaar, 
2 	
grof  toeslagmateriaal  (grof zand,  grind)  in 	de 	lichte 
en  dun  vloeibare  specie zal uitzakken.  Eventueel 
toe  te passen  zand moet  dus zeer  fijn zijn  (in het 
algemeen  de fractie 	
0-2 	mm).  Hierbij  geldt: hoe 
lichter  de specie,  des te fijner  het toeslagmateriaal 
moet  zijn. 
Bij  gebruik  van licht  toeslagmateriaal  mag de 
korrelgrootte  weer wat toenemen. 
Daarbij  kan gedacht  worden aan lichte 	
toeslag	
materialen  zoals geëxpandeerde  en gebakken 
kleikorrels  (bijv. Argex)  of gesinterde  vliegas (bijv. 
Lytag)  maar ook aan  polystyreenkorrels.  Deze 
laatste  worden  geleidelijk  meer toegepast  in 
schuimbeton  vanwege 	
de 	positieve invloed op de 	
waterabsorp~ie 	en 	de 	druksterkte. 	
Vulstoffen 
Indien 	schuimbeton  wordt gebruikt  als zeer  licht 
vul- of ophoogmateriaal,  is de  druksterkte 	
al gauw 
hoger  dan noodzakelijk. 	
In die 	gevallen 	kan een 
gedeelte  van het cement  door vliegas  of vulstoffen 
worden  vervangen  waardoor 	
de 	eigenschappen 
(en  prijs!)  beter op het  gebruik  worden afgestemd. 	
De 	geschiktheid  van vulstoffen  zoals vliegas  voor 
toepassing  in schuimbeton  kan uitsluitend  door 
uitgebreid  geschiktheidsonderzoek  worden 	
vast	
gesteld. Verontreinigingen  in deze  materialen 
kunnen 	
de 	stabiliteit  van de schuimspecie  zeer 
nadelig  beïnvloeden.  Niettemin bieden deze 
materialen  interessante  mogelijkheden  voor 
toepassing  in schuimbeton. 	
Hulpstoffen 
Een  in schuimbeton  onmisbare hulpstof is 
uiteraard  het schuimmiddeL  (De term  hulpstof  doet 
hier  wat merkwaardig  aan omdat  het schuim  een 
hoofdbestanddeel  van schuimbeton  is.) 
Bij  enkele  synthetische  schuimmiddelen  wordt 
door  de leverancier  aanbevolen  tevens een 	
stabi	
lisator toe te passen.
Andere 	hulpstoffen 	worden tot op dit  moment 	
nauwelijks 	toegepast.  Naarmate het 	aantal 	toepas
singen  groeit, is het  echter  denkbaar 	
dat 	in de 	
toekomst  plastificeerders  of superplastificeerders 
ter  verbetering  van de cementmatrix  worden 
gebruikt  of 	
dat 	versnellende 	.of juist  vertragende 	
hulpstoffen 	worden  toegepast. 	
Vervaardiging  van schuimbeton 
De vervaardiging  van schuimbeton  begint 	zoals 	
gezegd met de aanrnaak  van een  basisspecie. 
Doorgaans  wordt deze basisspecie  betrokken van 
een  beton- of 	
metselspeciecentrale. 	
De basisspecie  kan ook 	op 	de 	bouwplaats 	worden 
aangemaakt,  waarbij dan wordt  uitgegaan  van 
droge,  voorgemengde  grondstoffen 	
(silo	
systemen). 
Het 	
zal  duidelijk 	zijn 	dat 	de 	samenstelling 	en 	de 
consistentie  van 	
de 	basisspecie 	zorgvuldig 	
afgestemd dienen te worden op het 	uiteindelijk 	te 
vervaardigen  schuimbeton. 
Het  zogenaamde  schuimaggregaat  waarin uit 
schuimconcentraat,  water 	
en 	lucht 	schuim wordt 
geproduceerd,  wordt doorgaans  samen met de 
meng-	
en 	pompapparatuur  op het  bouwwerk 	
opgesteld.  Voor 	het mengen  van het schuim  met 	
de 	basisspecie  zijn de 	volgende 	methoden het 
meest 	
gebruikelijk: 	
- chargegewijze  menging: 
basisspecie  en schuim  worden  chargegewijs 	
bijvoorbeeld 	in een  truckmixer  of 	speciale 	
mengapparatuur  tot een  homogene  specie 
gemengd; 
- continue  menging: 
basisspecie 	
en 	schuim  worden  in een  continue
stroom  samengebracht  en gemengd. 	
In de 
huidige  praktijk gebeurt  dit 	
meestal 	door 
schuiminjectie  in de 	
persleiding 	van  de basis
speciepomp. 	
Toepassing  van schuimbeton  als werkvloer  en 
tegelijkertijd  isolerende ondervloer 	onder 	een op staal 
aan  te leggen  begane  grondvloer 	
Schuiminjectie  in de  truckmixer 
Bij  deze produktiemethode  wordt 	de 	truckmixer 	als 	
menger gebruikt. 	In eerste instantie  wordt de 
basisspecie  'ingenomen'; 	
vervolgens 	wordt het 
schuim  vanuit het schuimaggregaat  toegevoegd 
en  doorgemengd. 
Het  is 	
duidelijk 	dat bij deze  produktiemethode 	
zorgvuldig  gecontroleerd 	moet worden 	of 	de juiste 	
hoeveelheid 	basisspecie  en de  bijbehorende 	
hoeveelheid 	schuim  is gedoseerd.  Dit kan  na 
menging 	
door 	meting  van 	de 	volumieke 	massa van 
het 	
mengsel. 	
Het  schuim  kan 	zowel 	op 	de 	betoncentrale  als 	op 
de 	
bouwplaats 	worden  toegevoegd  en door
gemengd  in de  truckmixer. 	
Als 	er 	veel 	tijd 	ligt 	tussen  mengen  en verwerken 	
zal 	de 	volumieke 	massa  van de 	schuimmortel	
specie 	geleidelijk 	wat 	oplopen 	door 	luchtverlies 	uit 
het 	
mengsel. 
Afhankelijk 	
van  de 	mengselstabiliteit 	kan deze 
toename  van 	
de 	volumieke 	massa in een 
rijdende  en agiterende  truckmixer 	
oplopen 	tot 	100 	
à 150 	kg/ma in de  eerste 	30 	minuten. 	
Menging  in speciale  mengers 
In plaats 	van  een  truckmixerketel  kan een 	
speciaal 	voor  het mengen  van schuim  en basis
specie 
ontwikkelde 	meng  er worden  gebruikt,  die 
wordt 	
opgesteld 	op 	de 	bouwplaats.  Vaak 	is deze 
menger  met schuimaggregaat  en pompen 	
3
gecombineerd tot één  complete 	produktieunit 	
De juiste  hoeveelheden  basisspecie en schuim 
worden  per charge  gedoseerd,  gehomogeniseerd 
en  tenslotte  in het  werk  gepompt.  De charge
grootte  kan bij dit  soort  units oplopen  tot wel 
15m	3
.  Nadeel  van deze  units is 	de 	chargegewijze 
produktie  waardoor wachttijden  tussen de charges 
ontstaan.  Voor grote  werken  is dit  te ondervangen 
door  twee  units op 	
te 	stellen  die om  en om  een 
charge  mengen  en verpompen. 
Een  duidelijk  voordeel  is de  constantheid  en 
homogeniteit  van de specie. 	
Schuiminjectie  in de  pompleiding 
Bij  dit systeem  wordt in feite  alleen 	de 	basisspecie 
verpompt;  pas achter 	
de 	pomp  wordt  het schuim  in 
de  persleiding  geïnjecteerd.  De mortelpomp 
verpompt 	
dus 	maar  een (klein)  deel van het totale 
volume  van de geproduceerde  schuim mortel! 
De  menging  vindt plaats  in een  stalen  pijp, 
ongeveer  1 meter  lang met een diameter  van 	
100 	
tot 	150 	mm, waarin  stalen schotjes  of staafjes  zijn 
aangebracht.  Hierdoor worden 	
de 	passerende 
basisspecie  en schuim  in zodanige  turbulentie 
gebracht  dat menging  optreedt. 
Op 	deze manier 
wordt  een continue  speciestroom  geproduceerd 
vanuit  een betrekkelijk  eenvoudige  en kleine  unit. 	
Silo-systeem 
Meest  recent  is het  systeem  waarbij droog voor
gemengde  grondstoffen  op de bouwplaats  worden 
aangevoerd  en daar  in een  silo worden  opge
slagen.  Dit silo-systeem  is een  variant  op het 
hiervoor  beschreven  systeem met schuiminjectie 
in 
de 	pompleiding. 
Met  een  mobiele  produktieunit  worden de droge 
stoffen  met water  gemengd  tot een  homogene 
basisspecie.  Direct achter  de speciepomp  wordt 
vervolgens  weer het schuim  geïnjecteerd,  waarna 
het  geheel  door een mengkoker  wordt geleid. 	
4 	
Polystyreen 	als 	toeslagmateriaal 	
In de reeks  bekende  toeslagmaterialen  en 
vulstoffen  die in schuimbeton  worden toegepast,  is 
polystyreen  een buitenbeentje.  De zeer  lichte 
polystyreenkorrels  met een  volumieke  massa van 
circa  15 tot 	
20 	kg/m3  blijken  in combinatie  met een 
luchtige  mortelspecie  èen goed  verwerkbaar 	
en 	
stabiel  mengsel  op te leveren.  Polystyreenkorrels 
kunnen  daardoor  een deel  van het schuim  in 
schuimbetonspecies  vervangen. 
Het  is mogelijk  door het gebruik  van polystyreen 
de  druksterkte  van 	
de 	zeer lichte  mengseltypen 
wat  te verhogen  en de  waterabsorptie  te 
verminderen. 
De  produktie 	
.van 	polystyreenschuimbeton  is niet 
eenvoudig. 	
Omdat 	de  korrels  zich niet met de 
basisspecie  laten mengen  (opdrijven!)  kan de 
dosering  pas plaatsvinden  gelijktijdig met of nadat 
het  schuim  is toegevoegd.  Dit betekent  in de 
praktijk  dat 	
de 	zeer lichte  en volumineuze  korrels 
op  het  werk  toegevoegd  moeten worden. 	
Om 	het 
transport  van volumineuze  materialen te 
beperken,  zijn proeven  uitgevoerd 	
met 	produktie 
van  polystyreenkorrels  op de bouwplaats  door 
middel  van een  mobiele  expander,  die 
de 	poly
styreenkorrels  produceert direct vóór de 
verwerking. 	
Uitvoeringsaspecten 
Schuimbeton  is evenals  grindbeton  een cement
gebonden  materiaal. Dit gegeven  levert een aantal 
overeenkomsten  in de  omgang  met beide 
materialen:  zo moet  ook schuimbeton  worden 
nabehandeld  om voortijdig  uitdrogen 	
te 	voor
komen  en is ook  de sterkteontwikkeling  afhankelijk 
van 	
de 	temperatuur. 
Naast  overeenkomsten  zijn er grote  verschillen, 
met  name  ten aanzien  van het transport  op de
bouwplaats en 	de 	verwerking.  De zeer  'luchtige' 
mengselopbouw  maakt plunjerpompen  ongeschikt 
voor  het verpompen  van schuimbetonspecie. 
Zogenoemde  verdringerpompen,  zoals slang-	
en 	
wormpompen,  hebben daarentegen  totaal géén 
moeite  met deze  species.  Mobiele produktie-units 
zijn  doorgaans  voorzien van een 	
pompinstallatie. 	
Het transport  op de bouwplaats  is verder  goed 
mogelijk 	via goten  (de specie  is zeer  vloeibaar)  of 
met  bijvoorbeeld  japanners (de specie  is zeer 
licht).  Kubels 	
zullen 	veelal  onvoldoende  dicht zijn 
voor  het transport  van de dun  vloeibare  specie. 
De  luchtige  en zeer  vloeibare  specie hoeft 
natuurlijk  niet verdicht  te worden; 	
de 	beton	
verwerker 	of stortploeg  heeft het dus  wel erg 	
makkelijk! 
Ook 	
bij  het  maken  van 	de 	bekisting  dient met 	de 	
grote  vloeibaarheid  van 	de 	specie rekening  te 
worden  gehouden.  Naden en kieren  moeten 	
zorg	
vuldig worden  afgedicht. 
Omdat  schuimbeton  zich als een  vloeistof 
gedraagt,  is 	
de 	hydrostatische 	druk 	evenredig  met 
de  hoogte  van 	
de 	vloeistofkolom.  (Bij grindbeton 
treed  een zekere  toogwerking  of brugvorming  op 
waardoor 	
dit 	niet  het geval  is). 
Bij  grote  kisthoogten  kunnen bij schuimbeton  forse 
hydrostatische  drukken ontstaan.  De 	
druk 	van de 
speciekolom  kan een  toename  van 	
de 	volumieke 
massa  van de specie  onderin  de kist  opleveren 
doordat  de 	
luchtbelletjes 	in de  specie  enigzins 
samengedrukt  worden. 
Tenslotte  dient bij het  verwerken  van schuimbeton 
in  grote  laagdiktes  met een aanzienlijke  tempera
tuurstijging in  het schuimbeton  rekening te worden 
gehouden. 	
Zelfs 	in  betrekkelijk  slanke constructies 
zijn  temperaturen  tot boven 	
80°C 	in het  schuim
beton  gemeten. 	
Aanbrengen  van een  dakafschotlaag  van schuimbeton. 
Een  typisch  voorbeeld  van een  toepassing  waar de 
sterke  punten  van schuimbeton  tot hun  recht  komen: 
geringe  volumieke  massa, goede thermische  isolatie en 
goede  verwerkbaarheid 
Eigenschappen  van de specie 
Alvorens  stil te staan  bij een  aantal  eigenschappen 
van  verhard  schuimbeton  noemen we nog  enkele 
aspecten  van schuimbetonspecie.  Schuimbeton
specie  ziet eruit  als een  romige  vloeistof  met een 
hoge  consistentie  die is 	
te 	beschrijven  als 
'yoghurtdun  '. 	
In de 	praktijk wordt 	de 	consistentie  van schuim
beton  gemeten  met behulp  van 	
de 	kegel van 
Abrams.  Deze kegel  wordt,  zoals bij 
grind	
betonspecie,  in drie  lagen  gevuld.  Na het  lichten 
van 	
de 	kegel  wordt  de doorsnede  van 	de 	specie
koek  gemeten.  De op deze  manier  bepaalde 
'uitvloeimaat' 	
ligt 	in  het  algemeen  tussen 	500 	en 	
700mm. 	· 	
Met de volumieke  massa van schuimbeton  wordt 
altijd 	
de 	volumieke  massa van de specie  bedoeld. 
De  volumieke  massa kan na verharden,  onder 
droge  omstandigheden,  met circa 	
50 	tot 	70 	kg 
per 	
m3 	afnemen  door verdamping  van 	niet	
gebonden water. 
Eigenschappen  van het verharde  materiaal 
Schuimbeton  wordt op dit  moment  geproduceerd 
in  samenstellingen  met cementgehaltes  variërend 
van 	
100 	tot 	400 	kg/m3, 	met 	zeer 	verschillende 	
toeslagmaterialen 	en 	schuimtypen,  met behulp 
van  zeer 	
verschillende 	produktiesystemen.  Gezien 	
de 	enorme variëteit  is het onmogelijk 	de 	verschil
lende  eigenschappen  van schuimbeton  eenduidig 
te  beschrijven. 
De  variëteit  aan mengseltypen  maakt het voor  de 
gebruiker  noodzakelijk  om van  toepassing  tot 
toepassing  de gewenste  eigenschappen  aan de 
producent  duidelijk te maken 	
en 	door  hem te laten 
bevestigen. 	
Om 	toch  enige  indruk  te geven  van wat met 
schuimbeton  mogelijk en onmogelijk  is, vindt  U 	
5
i 	12.5 	
"' E ~ 	10,0 	z 
2 	7,5 	""' '--(lJ .... "' 	5,0 	""' :::J '--"'D 	2.5 	
600 800 	1000  1200 	1400 	1600 	
volumieke 	massa 	(kg m	3
) 	~ 	
Relatie  tussen kubusdruksterkte  en volumieke  massa 
hierna van een  aantal  eigenschappen  een korte 
beschrijving  met waar  mogelijk  de orde  van grootte 
van  te verwachten  waarden. 
In principe verloopt  de bepaling  van 	alle 	
genoemde  eigenschappen  analoog aan die bij 
grindbeton.  Proefstukken  voor 	
de 	controleproeven 
dienen  conform  de voorschriften  (evenals 	
licht	
beton) in 	folie 	verpakt  te worden  om zo tegen 
uitdrogen  beschermd  te verharden. 
De 	
druksterkte 	van  schuimbeton  wordt niet zozeer 
door  de water-cementfactor  maar vooral  door de 
volumieke  massa (lees: het luchtgehalte)  bepaald. 
Overigens  zijn ook 	
alle 	andere  eigenschappen  van 
schuimbeton  duidelijk gekoppeld  aan de 
volumieke  massa. 	
Zo zal 	bij een  volumieke  massa tussen 	400 	en 	
600 kg/ma 	de druksterkte 	globaal 	tussen 	0,5 	en 	
2,5  N/mm2liggen. 
Bij  volumieke  massa's boven circa 	
1400 	kg/m	3 kan 
de  druksterkte  oplopen tot boven 	
10 	N/mm2. 
De 	
treksterkte 	van  schuimbeton  is circa 	10 	tot 	15% 	
van 	de 	druksterkte. 
De 	
elasticiteitsmodulus 	van  schuimbeton  is zeer 	
laag 	in  verhouding  tot die  van  grindbeton;  de 
waarden  komen meer overeen  met die van 
bitumineuze  produkten. 
Ter  indicatie:  bij een  volumieke  massa tussen 	
400 	en 	600 kg/ma  ligt 	de elasticiteitsmodulus  op 
waarden  rond de 	
1000-1500 	N/mm2.  Bij grindbeton 	
ligt 	deze  waarde  in de  orde  van grootte  van ca. 	
30.000-35.000 	N/mm2. 	
De 	krimp 	van schuimbeton,  gemeten aan 
proefstukken  na 	
volledige 	uitdroging, 	ligt 	in de 
orde  van 	
gr0otte 	van 2-5 	mm 	perm. 	Ongeveer 	10x 	
zoveel 	als 	van  grindbeton. 	
6 	
i 	2.5 	"' E 
E ...... 	2,0 	z 
(lJ .... ""' 	1.5 	'--(lJ .... 
"' ""' (lJ '--	1,0 	.... -~ :::J 	0,5 	..0 	
600 	800 	1000 	1200  1400 	1600 	
volumieke 	massa 	(kg/m	3
) 	~ 	
2 Relatie  tussen buigtreksterkte  en volumieke  massa 
De 	thermische  uitzettingscoëfficiënt 	van schuim
beton  is circa  6 	
à 8 x 	10"	6 per 	oe. 	
Dit is gemiddeld 	0,007 	mm 	per  meter  per 	oe 	ofwel 	
1,4 mm  per 	10 	meter  bij 	20 	oe 	temperatuur
verandering.  Dit gedrag  komt 
globaal 	overeen  met 
dat  van  grindbeton. 
De 	
warmtegeleidingscoëfficiënt 	is  sterk  afhankelijk 
van 	
zowel 	volumieke  massa van het schuimbeton, 	
als 	het vochtgehalte. 	De 	À -waarde  van schuim
beton  met een  volumieke  massa van 	
400-600 
kg/ma 	
is  voor  droog  materiaal  circa 	0,10 	W/m.K; in 
vochtige  condities  kan dit oplopen  tot circa 	
0,15 	a 0,20 	W/m.K. 
Dit  zijn  slechts  indicaties:  het werkelijk  niveau is 
sterk  afhankelijk  van 	
de 	structuur en de samen	
stelling 	van het schuimbeton. 
De 	
waterabsorptie 	van  schuimbeton  is sterk 	
afhankelijk 	van 	de 	volumieke  massa. 	In het 
algemeen 	
geldt 	dat  bij een  lagere  volumieke 
massa  de permeabiliteit  groter is. 	
Ook 	de structuur  van het materiaal  speelt een 	rol: 	
met name 	de 	grootte  en 	de 	verdeling  van lucht	
belletjes. 
Door  gebruik  van 	licht 	toeslagmateriaal  of 	poly	
styreenkorrels wordt het schuimbeton  minder 
permeabel. 	De waterabsorptie  neemt dan duidelijk 
af.  Bij toepassingen  van schuimbeton  in een  natte 
omgeving  waar het gewicht  een belangrijk 
gegeven  is, verdient  het 	
aanbeveling 	het materiaál 
in  folie  te verpakken. 	
Duurzaamheid  van schuimbeton 
Schuimbeton  is een  cementgebonden  materiaal 
dat  ongevoelig  is voor  de inwerking  van vocht, 
schimmels  en ongedierte.  Uit waarnemingen 	
in de 
praktijk  en experimenteel  onderzoek blijkt dat 
schuimbeton  een goede  weerstand  heeft tegen 
extreme  weersinvloeden.
i 	10.000 	-N E E 	8.000 	-. :z 
"' 	6.000 	3 :::) Ll 0 	4.000 	E 
"' ..... ïii ..... 	2.000 	·;:::; :                  
                 
                              
Reacties